Language of document : ECLI:EU:F:2013:40

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE (Tweede kamer)

21 maart 2013

Zaak F‑93/11

Jamal Taghani

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Algemeen vergelijkend onderzoek – Besluit van jury van vergelijkend onderzoek om betrokkene niet toe te laten tot beoordelingstoetsen – Beroepsmogelijkheden – Beroep in rechte ingesteld zonder besluit over klacht af te wachten – Ontvankelijkheid – Wijziging van aankondiging van vergelijkend onderzoek na toelatingstoetsen – Beginsel van bescherming van gewettigd vertrouwen – Rechtszekerheid”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Taghani vraagt om, ten eerste, nietigverklaring van het besluit van de jury van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AST/111/10 om hem niet toe te laten tot de beoordelingstoetsen en, ten tweede, veroordeling van de Europese Commissie tot vergoeding van de schade die hij door dat besluit zou hebben geleden.

Beslissing: Het besluit van de jury van algemeen vergelijkend onderzoek EPSO/AST/111/10 van 15 juni 2011 om Taghani niet toe te laten tot de beoordelingstoetsen wordt nietig verklaard. De Commissie wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag van 1 000 EUR aan Taghani. Het beroep wordt verworpen voor het overige. Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

Samenvatting

1.      Beroepen van ambtenaren – Procesbelang – Beroep tegen besluit van jury van vergelijkend onderzoek – Wijziging van aankondiging van vergelijkend onderzoek na afloop van toelatingstoetsen – Kandidaat die zelfs zonder wijziging niet kan worden toegelaten tot vervolg van het vergelijkend onderzoek – Niet-ontvankelijkheid – Uitzondering

(Ambtenarenstatuut, art. 91)

2.      Beroepen van ambtenaren – Beroep gericht tegen besluit om betrokkene niet toe te laten tot examens van vergelijkend onderzoek – Mogelijkheid om een beroep te doen op onregelmatigheid van aankondiging van vergelijkend onderzoek

(Ambtenarenstatuut, art. 90, lid 2, en 91)

3.      Beroepen van ambtenaren – Besluit van jury van vergelijkend onderzoek – Voorafgaande administratieve klacht – Facultatief – Besluit gebaseerd op aankondiging van vergelijkend onderzoek die na afloop van toelatingstoetsen is gewijzigd – Geen invloed

(Ambtenarenstatuut, art. 90, lid 2, en 91, lid 2)

4.      Beroepen van ambtenaren – Besluit van jury van vergelijkend onderzoek – Voorafgaande administratieve klacht – Facultatief – Indiening – Gevolgen – Behoud van recht om rechtstreeks beroep in te stellen bij de Unierechter

(Ambtenarenstatuut, art. 90, lid 2, en 91, lid 2)

5.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek op grondslag van schriftelijke bewijsstukken en examens – Voorwaarden voor slagen – Bepaling door aankondiging van vergelijkend onderzoek – Wijziging van aankondiging van vergelijkend onderzoek na afloop van toelatingstoetsen met als gevolg dat de kansen op succes van kandidaten voor die toetsen afnemen – Schending van beginsel van gewettigd vertrouwen

(Ambtenarenstatuut, bijlage III, art. 1, lid 1, sub e)

6.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek op grondslag van schriftelijke bewijsstukken en examens – Voorwaarden voor slagen – Bepaling door aankondiging van vergelijkend onderzoek – Wijziging van aankondiging van vergelijkend onderzoek na afloop van toelatingstoetsen met als gevolg dat de kansen op succes van kandidaten voor die toetsen afnemen – Schending van beginsel van rechtszekerheid

(Ambtenarenstatuut, bijlage III, art. 1, lid 1, sub e)

7.      Ambtenaren – Beginselen – Evenredigheid – Draagwijdte – Beroep ter rechtvaardiging van maatregel die in strijd is met beginsel van bescherming van gewettigd vertrouwen – Daarvan uitgesloten

1.      In het kader van een beroep tot nietigverklaring van het besluit van een jury, gebaseerd op een aankondiging van vergelijkend onderzoek die na de toelatingstoetsen door een rectificatie is gewijzigd, om de verzoeker niet toe te laten tot de beoordelingstoetsen, heeft laatstgenoemde geen procesbelang wanneer blijkt dat hij zelfs bij gebreke van die rectificatie niet zou zijn toegelaten tot het vervolg van het vergelijkend onderzoek.

Dit ligt echter anders wanneer rechtens niet genoegzaam is aangetoond dat de verzoeker niet tot de volgende fase van het vergelijkend onderzoek zou zijn toegelaten en het ontbreken van zijn procesbelang dus niet met zekerheid is vastgesteld.

(cf. punten 29, 31 en 32)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 9 november 2004, Vega Rodríguez/Commissie, T‑285/02 en T‑395/02, punten 25 en 27

2.      Gelet op de complexe aard van de aanwervingsprocedure, die een reeks zeer nauw samenhangende besluiten omvat, mag een verzoeker een beroep doen op onregelmatigheden bij het verloop van een vergelijkend onderzoek, daaronder begrepen die welke hun oorzaak vinden in de tekst zelf van de aankondiging van het vergelijkend onderzoek, in het kader van een beroep gericht tegen een later individueel besluit, zoals een besluit om niet tot de beoordelingstoetsen te worden toegelaten.

(cf. punt 38)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 16 september 1993, Noonan/Commissie, T‑60/92, punt 23

Gerecht voor ambtenarenzaken: 14 april 2011, Clarke e.a./BHIM, F‑82/08, punt 79 en aldaar aangehaalde rechtspraak

3.      De indiening van een voorafgaande klacht is verplicht wanneer het bestreden besluit door het tot aanstelling bevoegd gezag is vastgesteld, maar facultatief wanneer het besluit is vastgesteld door de jury van een vergelijkend onderzoek.

Wat een beroep betreft gericht tegen het besluit van een jury van een vergelijkend onderzoek om de verzoeker niet te plaatsen op de lijst van kandidaten die de beste punten voor de toelatingstoetsen hebben gekregen, staat het de verzoeker vrij om rechtstreeks beroep in te stellen bij de Unierechter zonder voorafgaande klacht, en dit zelfs indien hij een element opgenomen in de aankondiging van vergelijkend onderzoek of een rectificatie daarvan betwist.

Het feit dat een besluit van de jury van een vergelijkend onderzoek is gebaseerd op een aankondiging van vergelijkend onderzoek die na afloop van de toelatingstoetsen is gewijzigd bij een rectificatie, heeft evenmin tot gevolg dat de afgewezen kandidaat zijn recht wordt ontnomen om rechtstreeks beroep in te stellen tegen het besluit van de jury.

(cf. punten 39‑41)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: Noonan/Commissie, reeds aangehaald, punt 23

Gerecht voor ambtenarenzaken: 28 oktober 2010, Vicente Carbajosa e.a./Commissie, F‑77/08, punten 27‑31 en 35‑37

4.      De administratieve klachtprocedure heeft geen zin wanneer de grieven zijn gericht tegen besluiten van een jury van een vergelijkend onderzoek, daar het tot aanstelling bevoegd gezag geen middelen heeft om die besluiten te herzien, zodat de tegen een besluit van een jury van een vergelijkend onderzoek openstaande rechtsgang normaliter bestaat in een rechtstreeks beroep bij de Unierechter.

Dienaangaande volgt noch uit het Statuut noch uit de rechtspraak dat een kandidaat van een vergelijkend onderzoek die bij dat gezag toch een klacht tegen een besluit van de jury van dat vergelijkend onderzoek heeft ingediend, niet rechtstreeks beroep bij de rechter zou kunnen instellen zonder het besluit over zijn klacht af te wachten. Integendeel, wanneer een kandidaat van een vergelijkend onderzoek zich in de vorm van een administratieve klacht tot het tot aanstelling bevoegd gezag richt, kan een dergelijke stap, ongeacht de juridische betekenis ervan, niet tot gevolg hebben dat hem het recht wordt ontnomen om rechtstreeks beroep bij de rechter in te stellen. Indien een kandidaat van een vergelijkend onderzoek in de omschreven omstandigheden besluit om rechtstreeks beroep bij de rechter in te stellen, moet laatstgenoemde dus bepalen of het beroep is ingesteld binnen de termijn van drie maanden en tien dagen vanaf de kennisgeving van het bezwarend besluit aan de verzoeker.

(cf. punten 44, 46‑48)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: 20 juni 2012, Cristina/Commissie, F‑66/11, punten 37, 40 en 41 en aldaar aangehaalde rechtspraak

5.      De wijziging van de regels voor de waardering van toetsen zoals voorzien in de aankondiging van vergelijkend onderzoek kan van invloed zijn op de kansen van de betrokkene om te worden opgenomen op de lijst van kandidaten die tot de beoordelingstoetsen worden toegelaten, aangezien die wijziging tot gevolg kan hebben dat het aantal kandidaten met een minimumscore voor die toetsen toeneemt, waardoor zijn kansen om tot de beste kandidaten te behoren afnemen. In dit verband is de toepassing van de rectificatie van de aankondiging van vergelijkend onderzoek na de toelatingstoetsen in strijd met de toezeggingen die hem waren gedaan door die aankondiging, zodat deze toepassing in strijd is met het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen.

Vergelijkende examens zijn immers per definitie examens waarin de prestaties van elke kandidaat worden beoordeeld op basis van die van anderen, zodat het aantal tot die examens toegelaten kandidaten van invloed kan zijn op de beoordelingen die de jury over de kandidaten uitbrengt. Die beoordelingen vormen het waardeoordeel van de prestatie van een kandidaat ten opzichte van die van de andere kandidaten. Dit betekent dat hoe groter het aantal kandidaten voor dit soort examens is, des te hoger het niveau van de eisen is die de jury aan die kandidaten stelt.

(cf. punten 71, 72, 75 en 89)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 5 maart 2003, Staelen/Parlement, T‑24/01, punt 57

6.      Het rechtszekerheidsbeginsel strekt ertoe te waarborgen dat door het Unierecht beheerste rechtssituaties en ‑betrekkingen voorzienbaar zijn. Ofschoon dit beginsel zich er in het algemeen tegen verzet dat een besluit van de instellingen van de Unie reeds vóór de publicatie ervan van kracht is, kan hiervan bij wijze van uitzondering worden afgeweken indien dit voor het te bereiken doel noodzakelijk is en het gewettigd vertrouwen van de betrokkenen naar behoren in acht wordt genomen. Aan deze voorwaarden wordt niet voldaan in geval van een rectificatie van een aankondiging van vergelijkend onderzoek waardoor de waardering van de toelatingstoetsen van dat vergelijkend onderzoek na afloop ervan wordt gewijzigd.

Wanneer het tot aanstelling bevoegd gezag na de bekendmaking van een aankondiging van vergelijkend onderzoek tot de ontdekking komt dat de gestelde eisen strenger waren dan nodig was voor de behoeften van de dienst, kan het inderdaad hetzij de procedure voortzetten en eventueel een lager aantal geslaagde kandidaten aanwerven dan oorspronkelijk was voorzien, hetzij de procedure van vergelijkend onderzoek opnieuw beginnen door de oorspronkelijke aankondiging van vergelijkend onderzoek in te trekken en deze te vervangen door een gerectificeerde aankondiging. De vaststelling van een rectificatie van de aankondiging van vergelijkend onderzoek nadat bepaalde examens zijn gehouden kan echter niet gelijk worden gesteld aan die oplossingen.

(cf. punten 76‑78, 81 en 82)

Referentie:

Hof: 15 september 2005, Ierland/Commissie, C‑199/03, punt 69

Gerecht van eerste aanleg: 2 oktober 1996, Vecchi/Commissie, T‑356/94, punt 56

Gerecht van de Europese Unie: 10 november 2010, BHIM/Simões Dos Santos, T‑260/09 P, punt 48 en aldaar aangehaalde rechtspraak

7.      Op grond van het evenredigheidsbeginsel, dat deel uitmaakt van de algemene beginselen van het Unierecht, hangt de wettigheid van een maatregel van een instelling van de Unie af van de voorwaarde dat wanneer een keuze mogelijk is tussen meerdere geschikte maatregelen, die maatregel moet worden gekozen die de minste belasting met zich brengt, en dat de veroorzaakte nadelen niet onevenredig mogen zijn aan het nagestreefde doel. Overwegingen verband houdende met de evenredigheid van een maatregel kunnen echter niet de vaststelling rechtvaardigen van een besluit dat in strijd is met het beginsel van het gewettigd vertrouwen, zoals de wijziging van de aankondiging van vergelijkend onderzoek na afloop van de toelatingstoetsen, daar het evenredigheidsbeginsel alleen geldt wanneer een keuze mogelijk is tussen meerdere geschikte maatregelen.

(cf. punt 88)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 21 oktober 2004, Schumann/Commissie, T‑49/03, punt 52

Gerecht voor ambtenarenzaken: 30 september 2010, Torijano Montero/Raad, F‑76/05, punt 81 en aldaar aangehaalde rechtspraak