Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Superior de Justicia de Castilla-La Mancha (Spanje) op 12 juni 2019 – Subdelegación del Gobierno en Toledo/XU

(Zaak C-451/19)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Tribunal Superior de Justicia de Castilla-La Mancha

Partijen in het hoofdgeding

Eisende partij in hoger beroep: Subdelegación del Gobierno en Toledo

Gedaagde partij in hoger beroep: XU

Prejudiciële vragen

Verzet artikel 20 VWEU1 zich tegen de eis dat een Spaanse burger die zijn recht van vrij verkeer niet heeft uitgeoefend, voldoet aan de voorwaarden van artikel 7, lid 1, van koninklijk besluit 240/2007 als noodzakelijke voorwaarde voor het overeenkomstig artikel 7, lid 2, van dat koninklijk besluit verlenen van het verblijfsrecht aan een uit een derde land afkomstig minderjarig kind van zijn eveneens uit het derde land afkomstige echtgenote, indien de Spaanse burger, als niet aan die voorwaarden wordt voldaan, zich ten gevolge van de weigering om dat recht te verlenen gedwongen zou zien het grondgebied van de Unie in haar geheel te verlaten?

Een en ander gelet op het feit dat echtgenoten volgens artikel 68 van het Spaanse burgerlijk wetboek moeten samenwonen.

2)    Staat artikel 20 VWEU er in elk geval aan in de weg dat de Spaanse Staat automatisch de in artikel 7 van koninklijk besluit 240/2007 vervatte regeling toepast en een onderdaan van een derde land, namelijk het minderjarige kind van de eveneens uit het derde land afkomstige echtgenote van een burger van de Unie die nooit zijn recht van vrij verkeer heeft uitgeoefend (terwijl de echtgenoten daarnaast samen een minderjarig kind met de Spaanse nationaliteit hebben dat evenmin zijn recht van vrij verkeer heeft uitgeoefend), een verblijfsvergunning weigert op de enkele en uitsluitende grond dat de Unieburger niet voldoet aan de in dat artikel gestelde voorwaarden, zonder dat concreet en op individuele basis is nagegaan of er een zodanige afhankelijkheidsrelatie tussen die Unieburger en de derdelander bestaat dat de betrokken Unieburger bij weigering van het recht van verblijf aan de derdelander, om welke reden dan ook en gelet op de omstandigheden, niet kan worden gescheiden van het familielid dat van hem afhankelijk is, en zich gedwongen zou zien om het grondgebied van de Unie te verlaten, met name wanneer de Spaanse burger en zijn echtgenote die onderdaan van een derde land is samen een minderjarig kind met de Spaanse nationaliteit hebben dat zich, in navolging van zijn ouders, ook gedwongen zou kunnen zien het Spaanse grondgebied te verlaten?

Een en ander gelet op de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waaronder het arrest van 8 mei 2018, C-82/16, K.A. e.a./Belgische Staat2 .

____________

1 PB 2012, C 326, blz. 47.

2 EU:C:2018:308.