Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Raad van State (België) op 25 maart 2019 – B. O. L. / Belgische Staat

(Zaak C-250/19)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Raad van State

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: B. O. L.

Verwerende partij: Belgische Staat

Prejudiciële vragen

Moet, teneinde de doeltreffendheid van het Unierecht te waarborgen en het verzoekster niet onmogelijk te maken in aanmerking te komen voor het recht op gezinshereniging dat artikel 4 van richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging1 haar naar eigen zeggen toekent, deze bepaling aldus worden uitgelegd dat het kind van de gezinshereniger aanspraak kan maken op het recht op gezinshereniging wanneer het meerderjarig wordt tijdens de gerechtelijke procedure ingesteld tegen de beslissing waarbij dit recht aan het betrokken kind is geweigerd en die is genomen terwijl het nog minderjarig was?

Moeten artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 18 van richtlijn 2003/86/EG aldus worden uitgelegd dat zij eraan in de weg staan dat het beroep tot nietigverklaring dat is ingesteld tegen de beslissing waarbij een minderjarig kind een recht op gezinshereniging wordt geweigerd, niet-ontvankelijk wordt verklaard omdat het kind tijdens de gerechtelijke procedure meerderjarig is geworden, aangezien er anders geen uitspraak kan worden gedaan op zijn beroep tegen die beslissing en inbreuk wordt gemaakt op zijn recht op een doeltreffende voorziening in rechte?

____________

1 PB 2003, L 251, blz. 12.