Language of document : ECLI:EU:C:2021:22

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL

M. SZPUNAR

van 14 januari 2021 (1)

Zaak C762/19

SIA „CV-Online Latvia”

tegen

SIA „Melons”

[verzoek van de Rīgas apgabaltiesas Civillietu tiesas kolēģija (regionale rechter Riga, afdeling civiele zaken, Letland) om een prejudiciële beslissing]

„Prejudiciële verwijzing – Rechtsbescherming van databanken – Richtlijn 96/9/EG – Artikel 7 – Recht sui generis van fabrikanten van databanken – Verbod op opvraging of hergebruik van het geheel of een substantieel deel van de inhoud van de databank door derden zonder toestemming van de fabrikant – Op een website beschikbare databank – Weergave van een hyperlink naar die site en van metatags met informatie uit de databank door de exploitant van een zoekmachine”






 Inleiding

1.        In de familie van de intellectuele-eigendomsrechten is het recht sui generis van bescherming van databanken een van de jongste telgen. De ontwikkeling ervan is te danken aan de digitalisering en aan de komst van internet. Door de exponentiële toename van de hoeveelheid digitaal beschikbare informatie is het namelijk zeer nuttig, en dus economisch lonend, geworden om deze informatie te ordenen in databanken die online kunnen worden geraadpleegd. Tegelijkertijd kunnen gegevens uit een databank in de digitale omgeving heel eenvoudig, en tegen verwaarloosbare kosten, perfect worden gekopieerd en kan aldus oneerlijk voordeel uit andermans inspanningen worden gehaald. Daarom is in het Unierecht een beschermingsmechanisme ingesteld.

2.        Databanken kunnen in het recht van de lidstaten auteursrechtelijk worden beschermd. Deze bescherming vereist echter normaliter een zekere mate van originaliteit bij de selectie of ordening van de gegevens. Een databank is pas nuttig wanneer zij zo uitgebreid mogelijk is en de gegevens zijn gerangschikt in een volgorde die voor de betrokken soort gegevens relevant is, dat wil zeggen dat zij alfabetisch, chronologisch of anderszins zijn geordend, zodat de gezochte informatie gemakkelijk te vinden is, aangezien dat het primaire doel van een databank vormt. Daarom kan in de meeste situaties noch de selectie van elementen uit een databank, noch de rangschikking ervan origineel zijn.(2) Voorts kan de structuur van een databank weliswaar auteursrechtelijk beschermd zijn, maar hoeft dat niet het geval te zijn voor de inhoud ervan, tenzij deze zelf origineel is.

3.        Uit deze behoefte aan andere dan enkel auteursrechtelijke bescherming is in het Unierecht het recht sui generis van bescherming van databanken ontstaan. Het recht sui generis, dat vaak wordt gelijkgesteld met een aan het auteursrecht verwant (naburig) recht(3), strekt tot bescherming van de investering van de fabrikant van een databank bij de verkrijging, de controle en de presentatie van die gegevens. Het recht sui generis, dat op het snijvlak van het intellectuele-eigendomsrecht en het recht inzake ongeoorloofde mededinging ligt(4), vereist een zorgvuldige afweging tussen enerzijds de legitieme belangen van fabrikanten van databanken bij de bescherming van de mogelijkheden om hun investering terug te verdienen en anderzijds het belang van gebruikers en concurrenten van die fabrikanten bij de toegang tot de ruwe gegevens en de mogelijkheid om op basis daarvan innoverende producten te ontwikkelen.

4.        In de onderhavige zaak, waarin die afweging centraal staat, heeft een fabrikant van een databank, in dit geval een vacaturesite, een vordering ingesteld tegen een aggregator van internetinhoud die het mogelijk maakt om deze vacatures op verschillende internetsites te raadplegen(5). Het is met name de vraag of de oplossing van het Hof met betrekking tot „metazoekmachines”(6) op het onderhavige geval kan worden toegepast. De onderhavige zaak biedt ook de gelegenheid om deze oplossing uit te werken en te verfijnen in het licht van de mededingingsregels, met name de regels inzake ongeoorloofde concurrentie en misbruik van machtspositie.

 Toepasselijke bepalingen

 Unierecht

5.        Artikel 1, leden 1 en 2, van richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken(7) bepaalt:

„1.      Deze richtlijn betreft de rechtsbescherming van databanken in ongeacht welke vorm.

2.      In deze richtlijn wordt verstaan onder ,databank’: een verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen, systematisch of methodisch geordend, en afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk.”

6.        Artikel 7 van deze richtlijn, dat is opgenomen in hoofdstuk III, met als opschrift „Recht sui generis”, luidt als volgt:

„1.      De lidstaten voorzien in een recht voor de fabrikant van een databank, waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering, om de opvraging en/of het hergebruik van het geheel of een in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel deel van die inhoud te verbieden.

2.      In dit hoofdstuk wordt:

a)      onder ,opvraging’ verstaan, het permanent of tijdelijk overbrengen van de inhoud van een databank of een substantieel deel ervan op een andere drager, ongeacht op welke wijze en in welke vorm;

b)      onder ,hergebruik’ verstaan, elke vorm van het aan het publiek ter beschikking stellen van de inhoud van een databank of een substantieel deel ervan, door verspreiding van kopieën, verhuur, online transmissie of in een andere vorm. De eerste verkoop in de [Unie] van een kopie van een databank door de rechthebbende of met diens toestemming leidt tot uitputting van het recht om controle uit te oefenen op de doorverkoop van die kopie in de [Unie].

[...]

5.      Het herhaald en systematisch opvragen en/of hergebruiken van niet-substantiële delen van de inhoud van de databank, in strijd met een normale exploitatie van die databank of waardoor ongerechtvaardigde schade wordt toegebracht aan de rechtmatige belangen van de fabrikant van de databank, zijn niet toegestaan.”

7.        Ten slotte bepaalt artikel 13 van deze richtlijn:

„De bepalingen van deze richtlijn doen geen afbreuk aan de wettelijke bepalingen betreffende met name [...] het kartelrecht en het recht inzake ongeoorloofde mededinging [...].”

 Lets recht

8.        De bepalingen van richtlijn 96/9 betreffende het recht sui generis zijn in Lets recht omgezet in de artikelen 57 tot en met 62 van de Autortiesību likums (auteurswet) van 6 april 2000(8), zoals gewijzigd bij de wet van 22 april 2004(9).

 Feiten, procedure en prejudiciële vragen

9.        SIA CV-Online Latvia (hierna: „CV-Online”), een vennootschap naar Lets recht, beheert de internetsite „CV.lv”. Deze site bevat een databank die door CV-Online is ontwikkeld en door dit bedrijf regelmatig wordt bijgewerkt. In deze databank worden vacatures gepubliceerd door werkgevers.

10.      De site „Cv.lv” is bovendien voorzien van metatags met „microdata”, in overeenstemming met de standaarden van Schema.org, een consortium van vier grote internetzoekmachines(10). Deze tags zijn niet zichtbaar wanneer de internetpagina van CV-Online wordt geopend. Internetzoekmachines kunnen aan de hand van die tags beter bepalen welke inhoud elke pagina bevat en deze zo correct indexeren. Dit is van belang voor de plaatsing van de pagina in de resultaten van een zoekopdracht die in een zoekmachine is uitgevoerd. In het geval van de internetsite van CV-Online bevatten deze metatags voor elke vacature die in de databank voorkomt de volgende trefwoorden: „functietitel”, „bedrijfsnaam”, „werkplek” en „publicatiedatum van de vacature”.

11.      SIA Melons, eveneens een vennootschap naar Lets recht, beheert de internetsite „KurDarbs.lv”, een zoekmachine die is gericht op vacatures. Met deze zoekmachine kan op basis van diverse criteria, waaronder het type functie en de werkplek, op verschillende vacaturesites worden gezocht. Door middel van hyperlinks worden gebruikers van de site „KurDarbs.lv” verwezen naar de internetpagina’s waarop de gezochte informatie oorspronkelijk is gepubliceerd, waaronder de site van CV-Online. De metatags die door CV-Online in de programmacode van haar internetsite zijn opgenomen, worden ook weergegeven in de zoekresultaten van een zoekopdracht in Melons.

12.      Volgens CV-Online is er sprake van inbreuk op haar recht sui generis. De onderneming heeft daarom een vordering tegen Melons ingesteld. Zij betoogt dat Melons een substantieel deel van de inhoud van de databank op de site „CV.lv” „opvraagt” en „hergebruikt”. De rechter in eerste aanleg heeft een inbreuk op het betrokken recht vastgesteld op grond van het feit dat er sprake was van „hergebruik” van de databank.

13.      Melons heeft tegen het vonnis in eerste aanleg hoger beroep ingesteld bij de verwijzende rechter. Zij benadrukt dat haar website geen online transmissie verzorgt, dat wil zeggen dat de site niet in „realtime” functioneert. Zij betoogt voorts dat onderscheid moet worden gemaakt tussen de site „CV.lv” en de databank die op deze site is opgenomen. Zij benadrukt in dit verband dat vacaturegegevens dankzij de door CV-Online gebruikte metatags in de zoekresultaten van de zoekmachine „KurDarbs.lv” worden weergegeven. Deze metatags maken echter geen deel uit van de databank.

14.      Daarop heeft de Rīgas apgabaltiesas Civillietu tiesas kolēģija (regionale rechter Riga, afdeling civiele zaken, Letland) de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)      Dient de activiteit van de verwerende partij, die erin bestaat de eindgebruiker middels een hyperlink door te geleiden naar de internetpagina van de verzoekende partij, waarop een databank met vacatures kan worden geraadpleegd, aldus te worden uitgelegd dat die valt onder de definitie van ‚hergebruik’ van artikel 7, lid 2, onder b), van [richtlijn 96/9], meer in het bijzonder onder het hergebruik van de databank middels een andere vorm van transmissie?

2)      Dient de in de metatags opgenomen informatie die in de zoekmachine van de verwerende partij wordt weergegeven aldus te worden uitgelegd dat zij valt onder de definitie van ‚opvraging’ van artikel 7, lid 2, onder a), van [richtlijn 96/9], meer in het bijzonder onder het permanent of tijdelijk overbrengen van de inhoud van een databank of een substantieel deel ervan op een andere drager, ongeacht op welke wijze en in welke vorm?”

15.      Het verzoek om een prejudiciële beslissing is op 17 oktober 2019 bij het Hof ingekomen. Schriftelijke opmerkingen zijn ingediend door partijen in het hoofdgeding, de Letse regering en de Europese Commissie. Deze partijen waren ook vertegenwoordigd ter terechtzitting van 22 oktober 2020.

 Analyse

16.      De verwijzende rechter stelt twee prejudiciële vragen over zowel de opvraging als het eventuele hergebruik van de databank van CV-Online door Melons. Ik vrees echter dat deze vragen, zoals zij zijn geformuleerd, voorbijgaan aan de echte juridische problemen die verband houden met het gebruik van de databank van CV-Online door Melons, en met de weigering van CV-Online om dat gebruik toe te staan. Naar mijn mening moeten deze vragen, om de verwijzende rechter een nuttig antwoord te kunnen geven, dus anders worden geformuleerd.(11)

17.      Bovendien is het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing gebaseerd op de premisse dat er sprake is van een databank die op grond van hoofdstuk III van richtlijn 96/9 door het recht sui generis wordt beschermd, terwijl dat in dit verband door de nationale rechters geenszins is vastgesteld. Voor de beoordeling van de vraag of er mogelijk inbreuk is gemaakt op de in deze bepalingen verleende rechten, zou het zinvol kunnen zijn om de voorwaarden voor deze bescherming in de omstandigheden van het concrete geval te analyseren.

 Bestaan van een beschermde databank

18.      Zoals hierboven uiteengezet wordt volgens artikel 1, lid 2, van richtlijn 96/9 onder een „databank” verstaan „een verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen, systematisch of methodisch geordend, en afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk”. Het Hof heeft reeds geoordeeld dat onder „zelfstandige elementen” moet worden begrepen „elementen die van elkaar kunnen worden gescheiden zonder dat daardoor de informatieve, literaire, artistieke of muzikale waarde of de waarde anderszins van de inhoud daarvan wordt aangetast”.(12) Met andere woorden, deze elementen moeten een „zelfstandige informatieve waarde” hebben.(13) Voorts moet een databank „een technisch middel bevat[ten], zoals [...] een elektronische, elektromagnetische of elektro-optische verwerking, of een ander middel [...] [dat] het mogelijk maakt ieder zelfstandig element dat erin is opgenomen, op te zoeken”(14). Een nuttig element van een databank is dus een opzoekbaar en toegankelijk element van die databank met een zelfstandige informatieve waarde.

19.      Een databank wordt overeenkomstig artikel 7, lid 1, van richtlijn 96/9 enkel door het recht sui generis beschermd op voorwaarde dat de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud van die databank in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering.(15) Het recht sui generis strekt immers tot bescherming van de investering die de fabrikant van de databank heeft gedaan in de oprichting daarvan.(16) Aangezien dit een feitelijke vraag is, staat het aan de nationale rechterlijke instanties om te beoordelen of de databank waarvoor om bescherming wordt verzocht van een dergelijke investering getuigt. Deze beoordeling is echter van belang vanuit het oogpunt van de uitlegging van richtlijn 96/9 en de toepassing van de bepalingen waarin die richtlijn is omgezet, aangezien een eventuele inbreuk op het bij de richtlijn ingestelde recht sui generis niet in het licht van de databank in abstracto, maar in het licht van die investering dient te worden onderzocht(17).

20.      Voorts is het begrip „substantiële investering” in richtlijn 96/9 weliswaar niet gedefinieerd, maar heeft het Hof een aantal elementen van deze definitie uiteengezet. Het Hof heeft namelijk geoordeeld dat de investering in de verkrijging van de inhoud van een databank betrekking heeft op „de middelen die worden aangewend om bestaande elementen te verkrijgen en in deze databank te verzamelen, met uitsluiting van de middelen die zijn aangewend voor het creëren van die elementen”.(18) De investering in de controle van deze inhoud bestaat uit „de middelen die worden aangewend voor de controle van de juistheid van de gezochte elementen, zowel bij de samenstelling van de databank als tijdens het functioneren ervan, teneinde de betrouwbaarheid van de informatie in deze databank te waarborgen”(19), wat noodzakelijkerwijs inhoudt dat de databank wordt bijgewerkt en dat verouderde elementen worden verwijderd. De investering in de presentatie van de inhoud van de databank omvat „de middelen die worden aangewend om deze databank gegevens te kunnen laten verwerken, dat wil zeggen hetgeen is gedaan met het oog op de systematische of methodische ordening van de in deze databank opgenomen elementen en de organisatie van de afzonderlijke toegankelijkheid daarvan”.(20) Deze laatste categorie omvat dus ook investeringen in zoekfunctionaliteiten, als de databank daarmee is uitgerust.

21.      Wat de databank van CV-Online betreft, lijken de vacatures de zelfstandige elementen te zijn die de inhoud van die databank vormen. Elke vacature vormt immers een informatie-eenheid die enerzijds een zelfstandige informatieve waarde heeft en anderzijds van de andere vacatures in die databank kan worden gescheiden. Bovendien is elke vacature in de databank van CV-Online afzonderlijk toegankelijk via het zoekformulier dat deze databank bevat.

22.      Deze elementen worden niet door CV-Online gecreëerd, maar door werkgevers verstrekt. Deze onderneming zorgt er tot op zekere hoogte ook voor dat die elementen worden gecontroleerd alsook worden gepresenteerd, met name door op haar website een zoekformulier aan te bieden. Hoewel het aan de verwijzende rechter staat om na te gaan of CV-Online kan aantonen een substantiële investering te hebben gedaan in de oprichting van haar databank, is er op het eerste gezicht geen reden om te twijfelen dat dit daadwerkelijk het geval is.

 Strekking van de prejudiciële vragen

23.      Met zijn eerste prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of het feit dat de gebruiker via een hyperlink wordt verwezen naar een internetpagina waarop de inhoud van een databank met vacatures kan worden geraadpleegd, valt onder de definitie van „hergebruik” van artikel 7, lid 2, onder b), van richtlijn 96/9.

24.      Zelfs indien ervan uit wordt gegaan dat er geen sprake is van een verwijzing „naar een databank”, maar om een verwijzing naar afzonderlijke elementen van die databank, in casu de vacatures, schuilt het echte probleem dat deze vraag oproept volgens mij niet in de hyperlinks als zodanig(21), maar in de wijze waarop de vacatures waarnaar deze links verwijzen, worden geselecteerd.

25.      Deze selectie geschiedt met behulp van de gespecialiseerde vacaturezoekmachine van Melons. Deze zoekmachine reproduceert en indexeert vacaturesites, zoals de site „CV.lv”, en maakt het vervolgens mogelijk om geïndexeerde inhoud(22) te doorzoeken op basis van criteria zoals de aard van de functie en de werkplek, de twee belangrijkste criteria bij het zoeken naar werk. Het gaat dus om een gespecialiseerde zoekmachine waarmee op internet beschikbare databanken kunnen worden doorzocht, in casu vacaturebanken. Dergelijke zoekmachines worden vaak „content aggregators” genoemd. De wijze waarop de resultaten die gebruikers met deze zoekmachine kunnen verkrijgen vanuit het oogpunt van artikel 7 van richtlijn 96/9 worden gekwalificeerd, vormt de rechtsvraag die relevant is voor een nuttig antwoord op de eerste prejudiciële vraag.

26.      Met zijn tweede prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of informatie die afkomstig is uit metatags van een website met een databank en in een door een derde verstrekte zoekmachine op internet wordt getoond, aldus moet worden uitgelegd dat zij valt onder de definitie van „opvraging” van artikel 7, lid 2, onder a), van richtlijn 96/9.

27.      Op zich is het een interessante vraag of de reproductie en de beschikbaarstelling aan het publiek van de metatags van een website die een databank bevat, valt onder de definitie van het begrip „opvraging” van de inhoud van die databank in de zin van artikel 7, lid 2, onder a), van richtlijn 96/9.(23) Het komt mij echter voor dat deze tweede vraag net als de eerste deel uitmaakt van een algemener probleem, namelijk, nogmaals, hoe de werking van een gespecialiseerde zoekmachine moet worden beoordeeld vanuit het oogpunt van het in artikel 7 van deze richtlijn vastgelegde recht sui generis.

28.      Om de verwijzende rechter een nuttig antwoord te geven, stel ik om die redenen voor de twee prejudiciële vragen tezamen te analyseren en aldus op te vatten dat zij betrekking hebben op de vraag of de fabrikant van een databank die vrij toegankelijk is op internet, krachtens artikel 7, leden 1 en 2, van richtlijn 96/9 het recht heeft om het gebruik van die databank door middel van een internetzoekmachine die gespecialiseerd is in het doorzoeken van inhoud van databanken (content aggregator), te verbieden.

 Uitlegging van artikel 7, leden 1 en 2, van richtlijn 96/9

29.      Indien het probleem wordt geformuleerd op de in punt 28 van deze conclusie beschreven wijze, tekent zich een gelijkenis af tussen de onderhavige zaak en de zaak die heeft geleid tot het arrest Innoweb, waarin het Hof zich heeft kunnen uitspreken over de kwalificatie vanuit het oogpunt van het in richtlijn 96/9 neergelegde recht sui generis van een metazoekmachine waarmee databanken van derden kunnen worden doorzocht. De vraag is dus of – en in hoeverre – de oplossing die het Hof in die zaak heeft gekozen, op het onderhavige geval kan worden toegepast.

 Zaak Innoweb

30.      De zaak die heeft geleid tot het arrest Innoweb betrof een zoekmachine die gespecialiseerd was in advertenties voor de verkoop van tweedehands auto’s. Met deze internetzoekmachine konden zoekopdrachten worden uitgevoerd op advertentiewebsites die op grond van het in richtlijn 96/9 neergelegde recht sui generis waren aangemerkt als beschermde databanken, door gebruik te maken van de eigen zoekformulieren van die websites, vanwaar de benaming „metazoekmachine”. Deze metazoekmachine vertaalde de zoekopdrachten van gebruikers zodanig dat zij begrijpelijk werden voor de zoekformulieren voor websites die advertenties van auto’s bevatten, zodat gebruikers meerdere sites tegelijk konden doorzoeken op basis van ongeveer dezelfde criteria als die welke door deze sites zelf werden gebruikt, namelijk de relevante kenmerken van tweedehands auto’s. De zoekresultaten van de metazoekmachine bevatten de beschikbare advertenties op basis van de gekozen criteria, met hyperlinks naar de websites waarop die advertenties waren geplaatst.(24)

31.      In zijn arrest heeft het Hof geoordeeld dat in omstandigheden als die van het hoofdgeding in die zaak in het geval van een exploitant van een metazoekmachine sprake is van hergebruik, in de zin van artikel 7, lid 1, van richtlijn 96/9, van het geheel of een substantieel deel van de inhoud van een databank die wordt gevormd door de website die door deze metazoekmachine kon worden doorzocht.(25)

32.      Het Hof was van oordeel dat met een metazoekmachine waarmee alle gegevens in een beschermde databank kunnen worden doorzocht, de gebruikers ervan, die als publiek moeten worden aangemerkt, toegang tot de volledige inhoud van die databank werd verleend langs een andere weg dan die waarin is voorzien door de fabrikant van die databank.(26) Deze metazoekmachine was dus vergelijkbaar met een in overweging 42 van richtlijn 96/9 bedoeld parasiterend concurrerend product, aangezien zij leek op een databank zonder evenwel zelf over gegevens te beschikken.(27) Zo hergebruikte de exploitant van een metazoekmachine doelbewust een substantieel deel, zo niet het geheel, van de inhoud van de databank die door deze zoekmachine werd doorzocht.(28) Bovendien deed niet ter zake dat om toegang te krijgen tot alle informatie over de in een advertentie aangeboden tweedehands auto, de link naar de oorspronkelijke databank van die advertentie moest worden gevolgd.(29)

 Toepassing op de onderhavige zaak

33.      Een gespecialiseerde zoekmachine zoals die van Melons werkt anders dan een metazoekmachine. Zij maakt namelijk geen gebruik van de zoekformulieren van de websites die kunnen worden doorzocht, en vertaalt de zoekopdrachten van gebruikers niet in realtime naar de criteria die in die formulieren worden gehanteerd. In plaats daarvan indexeert zij deze sites regelmatig en bewaart zij een kopie daarvan op haar eigen servers. Vervolgens kunnen gebruikers met behulp van het eigen zoekformulier van deze zoekmachine zoekopdrachten uitvoeren op basis van de door die zoekmachine voorgestelde criteria, waarbij de geïndexeerde gegevens worden doorzocht. In dat opzicht gaat de zoekmachine van Melons op vergelijkbare wijze te werk als algemene internetzoekmachines zoals Google. Het verschil is dat algemene zoekmachines in beginsel het gehele internet (World Wide Web) doorzoeken, en daarbij via hyperlinks van de ene naar de andere internetpagina gaan, terwijl een gespecialiseerde zoekmachine wordt geprogrammeerd om alleen websites op het gebied van haar specialisatie te indexeren, in casu vacaturesites. Voorts zijn de indexeringsmethode en het zoekformulier zodanig geoptimaliseerd dat zoekopdrachten kunnen worden uitgevoerd en resultaten kunnen worden geselecteerd op basis van criteria die voor werkzoekenden relevant zijn, in het bijzonder het soort functie en de werkplek. Een dergelijke zoekmachine maakt dus doelbewust gebruik van de opgegeven internetsites, zoals die van CV-Online.

34.      In het arrest Innoweb heeft het Hof de kenmerken uiteengezet van een metazoekmachine waarvan de werking wordt gekwalificeerd als hergebruik van de inhoud van databanken die met deze zoekmachine kunnen worden doorzocht. Deze kenmerken betreffen de terbeschikkingstelling van een zoekformulier dat in wezen dezelfde kenmerken biedt als de zoekformulieren van de hergebruikte databanken, realtime vertaling van de zoekopdrachten en het tonen van de resultaten in een volgorde die is gebaseerd op criteria die vergelijkbaar zijn met die welke in deze databanken worden gebruikt, waarbij doublures die in verschillende databanken zijn gevonden, worden samengevoegd.(30)

35.      Ik denk echter niet dat dit arrest a contrario kan worden uitgelegd, in die zin dat niet bij elke andere op internet aangeboden dienst sprake is van hergebruik van een databank vanwege het enkele feit dat deze niet dezelfde kenmerken vertoont. Het Hof heeft naar het concrete geval van het hoofdgeding verwezen om de verwijzende rechter een nauwkeurig antwoord te geven. De conclusie van het Hof is evenwel niet gebaseerd op de details van de werking van de in casu relevante metazoekmachine, maar op het feit dat met deze zoekmachine op een door de fabrikant van de betrokken databank niet voorziene wijze de volledige inhoud van die databank kon worden doorzocht, waardoor die inhoud ter beschikking van haar eigen gebruikers werd gesteld.

36.      Zoals blijkt uit de informatie in het verzoek om een prejudiciële beslissing en de opmerkingen van partijen, kan met een gespecialiseerde zoekmachine zoals die van Melons op dezelfde wijze de gehele inhoud van een databank (of meer bepaald van meerdere databanken tegelijk) worden doorzocht. Met deze zoekmachine kunnen verschillende vacaturesites op basis van de relevante criteria worden doorzocht, zonder de eigen zoekformulieren van die sites te gebruiken. Het resultaat van die zoekopdracht biedt de gebruiker toegang tot vacatures die aan de hand van die criteria zijn geselecteerd. Voor zover die websites kunnen worden aangemerkt als databanken die door het in richtlijn 96/9 bedoelde recht sui generis worden beschermd, kan met de betrokken zoekmachine de volledige inhoud van die databanken worden doorzocht, door die inhoud te hergebruiken, in de zin die het Hof in het arrest Innoweb aan het begrip „hergebruik” heeft gegeven. Door de inhoud van de websites te indexeren en naar haar eigen server te kopiëren, wordt met de zoekmachine van Melons daarenboven de inhoud opgevraagd van de databanken die deze sites vormen. De beschikbaarstelling van hyperlinks naar vacatures op de website van CV-Online en de reproductie van informatie die in de metatags van die site is opgenomen, waarvan in de prejudiciële vragen melding wordt gemaakt, zijn slechts uiterlijke verschijningsvormen van deze opvraging en dit hergebruik, die van ondergeschikt belang zijn. De situatie in het hoofdgeding verschilt dus niet wezenlijk van die in de zaak die heeft geleid tot het arrest Innoweb.

37.      Derhalve moet worden geconcludeerd dat een zoekmachine die het geheel of een substantieel deel van de inhoud van vrij op internet toegankelijke databanken kopieert en indexeert en haar gebruikers vervolgens in staat stelt deze databanken te doorzoeken op basis van inhoudelijk relevante criteria, die inhoud opvraagt en hergebruikt in de zin van artikel 7, lid 2, van richtlijn 96/9. Mijns inziens dient het evenwel niet bij deze analyse te blijven. Het recht om een dergelijke opvraging en dergelijk hergebruik te verbieden moet naar mijn mening namelijk aan aanvullende voorwaarden voldoen.

 Voorwerp en doel van de bescherming door het recht sui generis

38.      Vastgesteld moet worden dat het Hof bij zijn uitlegging van het begrip „hergebruik” in het arrest Innoweb voornamelijk de bescherming van de belangen van de fabrikanten van databanken voor ogen had.(31) Een metazoekmachine had immers ook kunnen worden geanalyseerd als loutere automatisering van het doorzoeken van verschillende databanken. Deze zoekfunctionaliteit is echter hoe dan ook voorzien door fabrikanten van de databanken.(32) Aangezien het gaat om een databank die vrij toegankelijk is op internet, wordt de inhoud ervan al door de fabrikant zelf voor het publiek beschikbaar gesteld.

39.      Het Hof heeft weliswaar beslist om fabrikanten van databanken in situaties als die in de zaak die heeft geleid tot het arrest Innoweb bescherming te bieden tegen metazoekmachines, maar die beslissing vloeide voort uit het streven om de fabricage van parasiterende concurrerende producten te voorkomen. Door een dergelijke activiteit dreigden die fabrikanten namelijk opbrengsten mis te lopen, en zouden hun dus de inkomsten zijn ontnomen waarmee zij werden geacht hun investeringen in de oprichting en de exploitatie van de databanken terug te verdienen.(33) Zoals ik reeds heb aangegeven(34) vormt bescherming van deze investeringen de ultieme strekking van richtlijn 96/9.(35) Ik ben van mening dat, om de doelstellingen van deze richtlijn te verwezenlijken zonder tegelijkertijd andere legitieme belangen te schaden, de bezorgdheid die het Hof in die zaak heeft geuit in aanmerking dient te worden genomen bij de uitlegging van het recht sui generis als bedoeld in artikel 7 van die richtlijn.

40.      Hoewel het in artikel 7 van richtlijn 96/9 neergelegde recht sui generis strekt tot bescherming van fabrikanten van databanken tegen de ontwikkeling van parasiterende concurrerende producten(36), mag het er niet toe leiden dat daardoor geen innovatieve producten met een toegevoegde waarde kunnen worden ontwikkeld(37). Het kan echter moeilijk blijken om onderscheid te maken tussen deze twee categorieën producten. Wat voor de fabrikant van een databank parasitair kan lijken, kan voor gebruikers een grote toegevoegde waarde hebben.

41.      De verschillende content aggregators op internet vormen hiervan een uitstekend voorbeeld. Zij maken het niet alleen mogelijk om informatie op internet beter te structureren en doeltreffender te doorzoeken, maar dragen ook bij tot de goede werking van de mededinging en de transparantie van het productaanbod en de prijzen. Zij maken het dus mogelijk de kosten voor de consument te verlagen en middelen efficiënter te verdelen. In bepaalde sectoren hebben content aggregators een ware revolutie op de markt ontketend, bijvoorbeeld in het luchtvervoer van passagiers. Deze aggregators spelen dus een niet te verwaarlozen rol in de werking van internet en, meer in het algemeen, in de digitale economie.

42.      Tegelijkertijd kan niet worden betwist dat deze aggregators profiteren van de economische inspanning van deze ontwerpers doordat zij met hun diensten voortborduren op die van makers van inhoud. Daardoor maken zij in uiteenlopende mate inbreuk op de bedrijfsmodellen van marktdeelnemers wier inhoud wordt geaggregeerd, zoals fabrikanten van op internet toegankelijke databanken. Het gaat er dus om een juist evenwicht tot stand te brengen tussen de belangen van die marktdeelnemers en die van de aggregators van inhoud en hun gebruikers.

43.      In het geval van databanken die krachtens artikel 7 van richtlijn 96/9 door het recht sui generis worden beschermd, komt het mij voor dat de Uniewetgever dit evenwicht wilde baseren op het concept van de „investering van de fabrikant van de databank”. Met het criterium van schade aan de investering, in de zin van het risico dat deze investering misschien niet kan worden terugverdiend, als voorwaarde voor bescherming door het recht sui generis, kunnen de doelstellingen van dit recht(38) mijns inziens worden verwezenlijkt zonder dat de innovatie op de informatiemarkt onevenredig wordt beperkt.

44.      In de tekst van artikel 7 van richtlijn 96/9 ligt naar mijn mening de mogelijkheid van een dergelijk criterium besloten. Volgens artikel 7, lid 1, van deze richtlijn heeft de fabrikant van een databank namelijk het recht om de opvraging of het hergebruik van het geheel of een substantieel deel van de inhoud ervan te verbieden, wanneer de verkrijging, de controle of de presentatie van die inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering.

45.      Uit deze formulering blijkt dat het hoofddoel van deze bepaling erin bestaat de bescherming door het recht sui generis te beperken tot databanken waarvan de oprichting of de werking substantiële investeringen vergt. Deze doelstelling strookt met die van richtlijn 96/9, die erin bestaat dergelijke investeringen te beschermen en te stimuleren. Deze beperking dient echter ook ter bescherming van de mededinging. Het Hof heeft immers reeds geoordeeld dat de betrokken investering met name betrekking moet hebben op het verzamelen van informatie die de inhoud van de databank vormt, met uitsluiting van investeringen in het creëren van die informatie.(39) Zo kan monopolisering van informatie door de entiteit die deze informatie heeft gecreëerd, worden voorkomen.(40)

46.      In dezelfde geest zou de door het recht sui generis geboden bescherming slechts mogen worden verleend wanneer de opvraging of het hergebruik in kwestie leidt tot schade aan de investering in de oprichting of de werking van de databank waarvan bescherming wordt gezocht, in die zin dat die opvraging of dat hergebruik een risico vormt voor de mogelijkheden om de investering terug te verdienen, met name doordat inkomsten uit de exploitatie van de betrokken databank in gevaar komen. Het doel dat wordt beoogd met de beperking van de bescherming tot databanken waarin substantiële investeringen zijn gedaan, zou immers slechts gedeeltelijk worden bereikt indien deze bescherming ook kan worden ingeroepen tegen handelingen die de betrokken investering geen schade berokkenen.

47.      De nationale rechtelijke instanties dienen dus niet alleen na te gaan of het geheel of een substantieel deel van de inhoud van een databank wordt opgevraagd of hergebruikt en of de verkrijging, de controle of de presentatie van die inhoud getuigt van een substantiële investering, maar ook of de opvraging of het hergebruik in kwestie een risico vormt voor de mogelijkheden om die investering terug te verdienen. Alleen als dit het geval zou zijn, zouden fabrikanten van databanken het recht moeten hebben om de opvraging of het hergebruik van de inhoud van hun databanken te verbieden.

48.      CV-Online stelt haar inkomsten te halen uit betalingen van werkgevers voor op haar website geplaatste vacatures. Het gaat dus om een andere wijze van financiering dan die van de databank in de zaak die aanleiding heeft gegeven tot het arrest Innoweb, die op reclame was gebaseerd. Volgens CV-Online hangt de prijs die zij van deze werkgevers kan vragen af van het aantal bezoekers van haar site. Door diensten als de zoekmachine van Melons is dit aantal echter gedaald.

49.      In de eerste plaats lijkt deze stelling echter louter hypothetisch en moet zij met deugdelijk bewijs worden onderbouwd om schade aan de investering in de databank van CV-Online wegens het bestaan van gespecialiseerde zoekmachines zoals die van Melons te kunnen aantonen. In de tweede plaats vervangt een dergelijke zoekmachine enkel het zoekformulier van de website van CV-Online. Deze website blijft daarentegen een noodzakelijke tussenschakel tussen werkgevers en werkzoekenden, aangezien alleen die site volledige informatie over de vacatures bevat en gebruikers de mogelijkheid biedt om rechtstreeks vanaf die site te solliciteren.(41) Vanuit het oogpunt van werkgevers lijkt de efficiëntie van CV-Online als wervingsmedium dus niet te worden aangetast. In de derde plaats, ten slotte, is het recht sui generis niet bedoeld ter bescherming tegen het bestaan van enige mededinging, maar tegen commercieel parasitisme. CV-Online kan zich dus niet met een beroep op dit recht tegen het bestaan van elke andere zoekmachine voor vacatures verzetten. Dit zijn echter feitelijke beoordelingen die de verwijzende rechter dient te verrichten.

50.      Voorts zal die rechter nog een ander aspect in aanmerking moeten nemen, namelijk bescherming van de mededinging.

 Aspecten in verband met bescherming van de mededinging

51.      Ik herinner eraan dat richtlijn 96/9 volgens artikel 13 ervan de bepalingen betreffende met name het recht inzake ongeoorloofde mededinging onverlet laat. Deze regel, die overigens een lange lijst van rechtsgebieden bevat die niet door die richtlijn worden geraakt, lijkt misschien niet meer dan een ritueel voorbehoud dat in tal van wetteksten van de Unie voorkomt. In het geval van richtlijn 96/9 en in het bijzonder van het recht sui generis dat daarin is neergelegd, is de verwijzing naar ongeoorloofde mededinging echter van groot belang.

52.      Hoewel dat recht sui generis namelijk de vorm heeft van een intellectuele-eigendomsrecht, vindt het zijn oorsprong in het recht inzake ongeoorloofde mededinging.(42) Daarmee wordt beoogd fabrikanten van databanken te beschermen tegen de praktijk die kenmerkend is voor ongeoorloofde mededinging, namelijk parasitisme. Mijns inziens mag deze bescherming echter niet leiden tot ander mededingingsverstorend gedrag, namelijk misbruik van een machtspositie. Bescherming van fabrikanten van databanken uit hoofde van het recht sui generis dreigt in dergelijke praktijken uit te monden. De opstellers van richtlijn 96/9 waren zich overigens bewust van dit risico. Het streven om dat risico te voorkomen wordt dus uitdrukkelijk genoemd als bestaansreden van de in artikel 13 van richtlijn 96/9 vervatte regel dat het nationale mededingingsrecht en dat van de Unie niet mogen worden aangetast.(43)

53.      Het Hof heeft reeds herhaaldelijk geoordeeld dat de uitoefening van het uitsluitende recht op bescherming van een databank misbruik kan opleveren, wanneer deze weigering betrekking heeft op informatie die onontbeerlijk is voor de uitoefening van de betrokken activiteit, in de weg staat aan de introductie van een nieuw product waarnaar een potentiële vraag bestaat, geen rechtvaardigingsgrond vindt in objectieve overwegingen en elke mededinging op de afgeleide markt uitsluit.(44)

54.      Het klopt dat deze rechtspraak betrekking had op de weigering om een licentie te verlenen, terwijl het in de onderhavige zaak gaat om hergebruik van de inhoud van een databank zonder toestemming van de fabrikant van die databank. De zaken waarin het Hof uitspraak heeft gedaan, hadden echter betrekking op auteursrechtelijk beschermde databanken, waarbij de rechthebbende de uitsluitende bevoegdheid heeft om elke vorm van exploitatie van het beschermde materiaal toe te staan of te verbieden. In het geval van een dergelijk recht vormt elke inbreuk op het uitsluitend aan de rechthebbende voorbehouden gebied een schending van dat recht. Het in artikel 7 van richtlijn 96/9 bedoelde recht sui generis verleent daarentegen geen uitsluitend recht dat even ruim is als het auteursrecht. Uit hoofde van dit artikel kan de fabrikant van een databank enkel de opvraging of het hergebruik van de inhoud van die databank verbieden. De uitoefening van die bevoegdheid moet dus vanuit het oogpunt van het verbod op misbruik van machtspositie worden beoordeeld.

55.      De website „CV.lv” wordt gepresenteerd als de grootste vacaturesite van Letland. Het is dan ook denkbaar dat het gebruik van de daarin vervatte informatie onontbeerlijk is voor de activiteit van samenvoeging van vacatures op internet in die lidstaat.(45) Weigering van de toegang tot dergelijke informatie zou de ontwikkeling van dergelijke diensten op die markt dus in de weg staan. Mocht de verwijzende rechter vaststellen dat de werking van zoekmachines als die van Melons de investering van CV-Online in haar databank geen ernstige schade berokkent(46), dan zou de, in mijn ogen enige, objectieve rechtvaardiging voor de weigering wegvallen.

56.      Ten slotte is de weigering in kwestie duidelijk van dien aard dat daardoor geen mededinging op de betrokken markt kan bestaan. In de eerste plaats oefent CV-Online haar recht om de opvraging en het hergebruik van de inhoud van haar databank te verbieden namelijk selectief uit. De onderneming beweert zelf dat zij zich niet verzet tegen indexering en reproductie van haar website door algemene zoekmachines zoals Google. Integendeel, CV-Online vergemakkelijkt deze indexering door metatags op de site op te nemen zodat gegevens nauwkeuriger worden geïndexeerd en gebruikers worden aangetrokken die via deze algemene zoekmachines naar vacatures zoeken. CV-Online verzet zich daarentegen tegen hetzelfde gedrag van gespecialiseerde zoekmachines zoals Melons, omdat deze met haar eigen activiteit kunnen concurreren.

57.      In de tweede plaats is CV-Online niet alleen actief op de voornaamste markt voor vacatures op internet, maar ook op de afgeleide markt van aggregators van vacatures via haar andere website, „Visidarbi.lv”, een aggregator van vacatures uit verschillende bronnen, waaronder de website „CV.lv”.(47) Het is dus mogelijk dat CV-Online haar recht om de opvraging en het hergebruik van de inhoud van haar website „CV.lv” te verbieden in feite niet uitoefent om de investering in haar databank te beschermen, maar om Melons uit te schakelen op de afgeleide markt van aggregators van vacatures.

58.      Uiteraard zijn in het kader van artikel 102 VWEU de door het Hof in zijn rechtspraak ontwikkelde criteria van toepassing. Indien het gedrag van CV-Online de handel tussen lidstaten niet ongunstig beïnvloedt, is dat artikel niet van toepassing. In artikel 13 van richtlijn 96/9 wordt echter zowel naar het Unierecht als naar het nationale mededingingsrecht verwezen. Het staat derhalve aan de verwijzende rechter om in het licht van het Letse mededingingsrecht na te gaan of het gedrag van CV-Online misbruik van machtspositie oplevert. Indien dat het geval is, zou die rechter uit dergelijk misbruik mijns inziens de mededingingsrechtelijke consequenties moeten trekken. Indien de verwijzende rechter het passend acht, kunnen deze gevolgen zo ver gaan dat CV-Online de bescherming van het recht sui generis van artikel 7 van richtlijn 96/9 wordt ontzegd.

 Beperking van het recht van de fabrikant van een databank

59.      Zoals ik reeds heb gesteld(48) moet de voorwaarde dat de investering van de fabrikant van een databank wordt geschaad mijns inziens een rol spelen bij de beperking van het recht van die fabrikant om de opvraging en het hergebruik van het geheel of een substantieel deel van de inhoud van die databank te verbieden. Hetzelfde geldt voor het risico van misbruik van machtspositie, aangezien dergelijk misbruik ontegenzeglijk in strijd zou zijn met de doelstelling van het bij richtlijn 96/9 vastgestelde recht sui generis. Ik geef het Hof derhalve in overweging om artikel 7, lid 1, van die richtlijn aldus uit te leggen dat de fabrikant van een databank het recht heeft om de opvraging of het hergebruik van de gehele inhoud van deze databank of een substantieel deel ervan te verbieden, maar enkel op voorwaarde dat deze handelingen zijn investering in de verkrijging, de controle of de presentatie van die inhoud schade berokkenen, dat wil zeggen dat deze investering mogelijk niet met een normale exploitatie van de betrokken databank kan worden terugverdiend. Voorts mag een dergelijk verbod geen misbruik opleveren van de machtspositie van de fabrikant van de databank op de betrokken markt of op een afgeleide markt. Uiteraard staat het aan de bevoegde rechterlijke instanties om na te gaan of aan deze voorwaarden is voldaan.

 Conclusie

60.      Gelet op een en ander geef ik het Hof in overweging de prejudiciële vragen van de Rīgas apgabaltiesas Civillietu tiesas kolēģija te beantwoorden als volgt:

„Artikel 7, leden 1 en 2, van richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken moet aldus worden uitgelegd dat:

–        een zoekmachine die het geheel of een substantieel deel van de inhoud van vrij op internet toegankelijke databanken kopieert en indexeert en haar gebruikers vervolgens in staat stelt die databanken te doorzoeken op basis van inhoudelijk relevante criteria, die inhoud opvraagt en deze hergebruikt in de zin van die bepaling,

–        de fabrikant van een databank enkel het recht heeft om de opvraging of het hergebruik van het geheel of een substantieel deel van de inhoud van die databank te verbieden op voorwaarde dat die handelingen schade berokkenen aan zijn investering in de verkrijging, de controle of de presentatie van die inhoud, dat wil zeggen dat deze investering mogelijk niet met een normale exploitatie van de betrokken databank kan worden terugverdiend, hetgeen de verwijzende rechter dient na te gaan.

De nationale rechterlijke instanties moeten erop toezien dat de uitoefening van het recht om de opvraging of het hergebruik van het geheel of een substantieel deel van de inhoud van een databank te verbieden, niet leidt tot misbruik van een machtspositie in de zin van artikel 102 VWEU of van het nationale mededingingsrecht door de fabrikant van die databank op de betrokken markt of op een afgeleide markt.”


1      Oorspronkelijke taal: Frans.


2      Zie met name Derclaye, E., The Legal Protection of Databases: A Comparative Analysis, Edward Elgar Publishing, Cheltenham, 2008, blz. 44‑47.


3      Zie Derclaye, E., op. cit., blz. 53 en 54.


4      Zie Derclaye, E., op. cit., blz. 53.


5      Zie punt 25 van deze conclusie.


6      Arrest van 19 december 2013, Innoweb (C‑202/12, EU:C:2013:850; hierna: „arrest Innoweb”).


7      PB 1996, L 77, blz. 20.


8      Latvijas Vēstnesis, 2000, nr. 148/150.


9      Latvijas Vēstnesis, 2004, nr. 69.


10      Bing, Google, Yahoo en Yandex.


11      Zie punt 28 van deze conclusie.


12      Arrest van 9 november 2004, Fixtures Marketing (C‑444/02, EU:C:2004:697, punt 29).


13      Arrest van 9 november 2004, Fixtures Marketing (C‑444/02, EU:C:2004:697, punt 33).


14      Arrest van 9 november 2004, Fixtures Marketing (C‑444/02, EU:C:2004:697, punt 30).


15      Het feit dat voor bescherming van een databank sprake moet zijn van een substantiële investering, onderscheidt het in artikel 7 van richtlijn 96/9 neergelegde recht sui generis van bepaalde naburige rechten die eveneens primair tot doel hebben een investering te belonen, maar geen dergelijke voorwaarde bevatten (zoals het recht van fonogramproducenten dat aan de orde was in de zaak die heeft geleid tot het arrest van 29 juli 2019, Pelham e.a., C‑476/17, EU:C:2019:624).


16      Zie de overwegingen 39‑42 van richtlijn 96/9.


17      Zie in die zin arrest van 9 november 2004, The British Horseracing Board e.a. (C‑203/02, EU:C:2004:695, punt 69).


18      Arrest van 9 november 2004, Fixtures Marketing (C‑338/02, EU:C:2004:696, punt 24).


19      Arrest van 9 november 2004, Fixtures Marketing (C‑338/02, EU:C:2004:696, punt 27).


20      Arrest van 9 november 2004, Fixtures Marketing (C‑338/02, EU:C:2004:696, punt 27).


21      Het Hof heeft weliswaar geoordeeld dat hyperlinks, waaronder „deep links”, geen inbreuk maken op het recht van beschikbaarstelling voor het publiek op grond van artikel 3 van richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB 2001, L 167, blz. 10) (arrest van 13 februari 2014, Svensson e.a., C‑466/12, EU:C:2014:76), maar ik zie niet in waarom deze links inbreuk zouden maken op het recht van hergebruik van de inhoud van een op internet toegankelijke databank, aangezien onder dat hergebruik „elke vorm van het aan het publiek ter beschikking stellen” van dergelijke inhoud wordt verstaan.


22      Volgens de beschrijving van de werking van deze zoekmachine die CV-Online ter terechtzitting heeft gegeven en die niet door Melons wordt betwist.


23      In dit verband bevat de rechtspraak van het Hof een aantal aanwijzingen. Zo heeft het Hof geoordeeld dat de begrippen „opvraging” en „hergebruik” in de zin van artikel 7 van richtlijn 96/9 niet kunnen worden beperkt tot de gevallen waarin de opvraging en het hergebruik rechtstreeks geschieden vanuit de oorspronkelijke databank, en evenmin directe toegang tot die databank veronderstellen (arrest van 9 november 2004, The British Horseracing Board e.a., C‑203/02, EU:C:2004:695, punten 52 en 53). Dat beantwoordt mijns inziens het voornaamste argument van Melons dat de metatags op de website van CV-Online geen deel uitmaken van haar databank. Evenwel dient nog te worden vastgesteld of de informatie in die tags een substantieel deel van de inhoud van deze databank vormt.


24      Zie arrest Innoweb, punten 9‑11, 25 en 26.


25      Arrest Innoweb, dictum.


26      Arrest Innoweb, punten 40 en 51.


27      Arrest Innoweb, punt 48.


28      Arrest Innoweb, punten 52 en 53.


29      Arrest Innoweb, punten 44 en 45.


30      Arrest Innoweb, dictum.


31      Zelfs een te hoge mate van bescherming, volgens sommige auteurs. Zie bijvoorbeeld Husovec, M., „The End of (Meta) Search Engines in Europe?”, Chicago-Kent Journal of Intellectual Property, 2014, nr. 1, blz. 145‑172.


32      En zet een informatieverzameling om in een databank door de elementen ervan afzonderlijk toegankelijk te maken, zoals vereist in artikel 1, lid 2, van richtlijn 96/9 (zie arrest van 9 november 2004, Fixtures Marketing, C‑444/02, EU:C:2004:697, punt 31).


33      Arrest Innoweb, punten 41‑43 en 48.


34      Zie punt 19 van deze conclusie.


35      Zie de overwegingen 7‑12, 40 en 41 van deze richtlijn.


36      Zie overweging 42 van die richtlijn.


37      Zie overweging 47 van die richtlijn.


38      Er dient onderscheid te worden gemaakt tussen het voorwerp van bescherming door het recht sui generis, te weten de inhoud van de databank, en het doel van die bescherming, te weten de investering.


39      Zie met name arrest van 9 november 2004, The British Horseracing Board e.a. (C‑203/02, EU:C:2004:695, dictum, punt 1, eerste alinea).


40      Zie met name Derclaye, E., op. cit., blz. 94.


41      Deze functionaliteit maakt geen deel uit van de databank, maar vormt een aanvullende dienst. Zij maakt wel deel uit van de normale exploitatie van de databank door CV-Online. Deze exploitatie wordt op dit punt niet beïnvloed door het bestaan van de zoekmachine van Melons.


42      Zie voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de rechtsbescherming van databanken, COM(92) 24 def., punten 5.3.6–5.3.10, blz. 35.


43      Volgens overweging 47 van richtlijn 96/9 mag „het recht sui generis niet zodanig [...] worden uitgeoefend dat misbruik van machtspositie daardoor in de hand wordt gewerkt, [en laat] deze richtlijn derhalve de toepassing van het communautaire en nationale mededingingsrecht onverlet”.


44      Arrest van 29 april 2004, IMS Health (C‑418/01, EU:C:2004:257, punten 35 en 37 en aldaar aangehaalde rechtspraak).


45      Een dergelijke activiteit heeft immers niet veel nut voor gebruikers wanneer de belangrijkste speler op de markt niet in de samengevoegde resultaten voorkomt.


46      Zie de punten 48 en 49 van deze conclusie.


47      De vertegenwoordiger van CV-Online, aan wie het Hof ter terechtzitting vragen over deze site heeft gesteld, heeft weliswaar verklaard niet gemachtigd te zijn om daarover te spreken, maar uit de informatie op de site „Visidarbi.lv” blijkt duidelijk dat het gaat om een aggregator van vacatures op internet die eigendom is van CV-Online. De werking van deze aggregator wordt door de fabrikant gedetailleerd uiteengezet op het volgende adres: https://arkbauer.com/portfolio/building-a-brand-new-visidarbi-lv-job-portal-and-aggregator/.


48      Zie de punten 39-47 van deze conclusie.