Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Verwaltungsgericht Wiesbaden (Duitsland) op 27 mei 2020 – OC / Bondsrepubliek Duitsland

(Zaak C-222/20)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgericht Wiesbaden

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: OC

Verwerende partij: Bondsrepubliek Duitsland

Prejudiciële vragen

Dienen artikel 21 en artikel 67, lid 2, VWEU aldus te worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling waarbij, met toepassing van de openingsclausule van artikel 2, lid 1, van richtlijn (EU) 2016/6811 (hierna: „PNR-richtlijn”), wordt bepaald dat, ten eerste, luchtvaartmaatschappijen ook bij vluchten binnen de Europese Unie uitgebreide gegevensreeksen die zonder enige uitzondering betrekking hebben op alle passagiers, moeten doorgeven aan de in de betrokken lidstaten opgerichte passagiersinformatie-eenheden (PIE), en dat, ten tweede, die gegevensreeksen aldaar – los van de boeking van een vliegreis – zonder aanleiding moeten worden geregistreerd en moeten worden gebruikt voor vergelijkingen met databanken en modellen, waarna zij moeten worden opgeslagen (in casu: §2, lid 3, van het Gesetz über die Verarbeitung von Fluggastdaten zur Umsetzung der Richtlinie [EU] 2016/681 [wet betreffende de verwerking van persoonsgegevens van passagiers] van 6 juni 2017 [BGBl. I, blz. 1484], zoals gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 6 juni 2017 [BGBl. I, blz. 1484]; hierna: „FlugDaG”])?

Volgt uit de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie dat de nationale regelingen (in casu: § 4, lid 1, FlugDaG) tot omzetting van artikel 3, punt 9, van de PNR-richtlijn juncto bijlage II bij deze richtlijn een definitieve en uitdrukkelijke lijst moeten bevatten van de relevante nationale strafbepalingen waarop de in de PNR-richtlijn vermelde strafbare feiten betrekking hebben?

Dienen de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aldus te worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling van een lidstaat (in casu: § 6, lid 4, FlugDaG) die de instanties van de betrokken lidstaat, voor zover zij rechtshandhavingstaken vervullen, de mogelijkheid biedt om de doorgegeven PNR-gegevens ook voor andere doeleinden dan het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit te verwerken indien er, mede op basis van nadere informatie, aanwijzingen zijn voor een welbepaald strafbaar feit?

Is de openingsclausule van artikel 2, lid 1, van de PNR-richtlijn, die de lidstaten de mogelijkheid biedt om de PNR-richtlijn ook toe te passen op vluchten binnen de Europese Unie (in casu: § 2, lid 3, FlugDaG) en die tot gevolg heeft dat PNR-gegevens binnen Europa tweemaal worden geregistreerd (zowel in de lidstaat van vertrek als in de lidstaat van aankomst), in het licht van het beginsel van gegevensminimalisatie verenigbaar met de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie?

Mocht de PNR-richtlijn niet in strijd zijn met hoger recht (zie beslissing van het Verwaltungsgericht Wiesbaden van 13 mei 2020, zaaknummer 6 K 805/19.WI) en bijgevolg toepasselijk zijn:

Dient artikel 7, leden 4 en 5, van de PNR-richtlijn aldus te worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling van een lidstaat (in casu: § 6, lid 4, FlugDaG) die de instanties van de betrokken lidstaat, voor zover zij rechtshandhavingstaken vervullen, de mogelijkheid biedt om de doorgegeven PNR-gegevens ook voor andere doeleinden dan het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit te verwerken indien er, mede op basis van nadere informatie, aanwijzingen zijn voor een welbepaald ander strafbaar feit (zogenoemde bijvangst)?

Is het met artikel 7, lid 2, van de PNR-richtlijn verenigbaar dat een lidstaat een instantie (in casu: het Bundesamt für Verfassungsschutz [federaal bureau voor de bescherming van de grondwet]) die naar nationaal recht (in casu: § 5, lid 1, juncto § 3, lid 1, van het Gesetz über die Zusammenarbeit des Bundes und der Länder in Angelegenheiten des Verfassungsschutzes und über das Bundesamt für Verfassungsschutz [wet betreffende de samenwerking tussen de federale overheid en de deelstaten op het gebied van de bescherming van de grondwet en betreffende het federaal bureau voor de bescherming van de grondwet]) op grond van een nationaal beginsel inzake de scheiding van bevoegdheden niet over politionele bevoegdheden beschikt, op de lijst van bevoegde instanties in de zin van artikel 7, lid 1, van de PNR-richtlijn plaatst?

____________

1 Richtlijn (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit (PB 2016, L 119, blz. 132).