Language of document : ECLI:EU:T:2013:275





Arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 28 mei 2013 –
Al Matri/Raad

(Zaak T‑200/11)

„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten vanwege situatie in Tunesië – Bevriezing van tegoeden – Ontbreken van rechtsgrondslag”

1.                     Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten wegens situatie in Tunesië – Bevriezing van tegoeden van personen betrokken bij verduistering van overheidsmiddelen en van met hen geassocieerde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten en lichamen – Besluit genomen in aan belanghebbende gekende context zodat hij strekking van hem betreffende maatregel kan begrijpen – Toelaatbaarheid van beknopte motivering – Grenzen – Motivering die niet kan bestaan in algemene en stereotype formulering (Art. 296 VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 41, lid 2, sub c; besluit 2011/79 van de Raad) (cf. punten 29‑35)

2.                     Europese Unie – Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten wegens situatie in Tunesië – Bevriezing van tegoeden van personen betrokken bij verduistering van overheidsmiddelen en van met hen geassocieerde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten en lichamen – Bij uitvoeringsbesluit opgelegde bevriezing van tegoeden wegens witwassen van geld – Overlapping van begrippen verduisteren van overheidsmiddelen en witwassen van geld – Geen – Vermoeden van noodzakelijk verband tussen witwassen van geld door familieleden van bestuurders van land en verduisteren van overheidsmiddelen – Geen – Ontbreken van rechtsgrondslag van uitvoeringsbesluit – Nietigverklaring (Besluiten van de Raad 2011/72, art. 1, lid 1, en 2011/79) (cf. punten 41‑50, 61‑64, 66, 69)

3.                     Europese Unie – Rechterlijk toezicht op rechtmatigheid van handelingen van instellingen – Restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten wegens situatie in Tunesië – Bevriezing van tegoeden van personen betrokken bij verduistering van overheidsmiddelen en van met hen geassocieerde natuurlijke of rechtspersonen, entiteiten en lichamen – Beoordeling van rechtmatigheid aan hand van gegevens die beschikbaar waren op tijdstip van vaststelling van beschikking (Besluit 2011/79 van de Raad) (cf. punt 72)

4.                     Gerechtelijke procedure – Beschikking die in de loop van geding in plaats komt van bestreden beschikking – Nieuw gegeven – Verruiming van aanvankelijke conclusies en middelen (Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 48, lid 2) (cf. punt 80)

5.                     Beroep tot nietigverklaring – Procesbelang – Begrip – Beroep dat verzoekende partij voordeel kan opleveren – Voordeel dat moet blijven bestaan tot op tijdstip van uitspraak van rechterlijke beslissing – Verval van bestreden handeling in loop van geding – Verlies van procesbelang van verzoekende partij – Afdoening zonder beslissing (Art. 263 VWEU; besluit 2011/79 van de Raad) (cf. punt 83)

6.                     Beroep tot nietigverklaring – Arrest houdende nietigverklaring – Gevolgen – Beperking door het Hof – Restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten wegens situatie in Tunesië – Nietigverklaring, op twee verschillende tijdstippen, van twee handelingen met dezelfde restrictieve maatregelen – Gevaar voor ernstige aantasting van rechtszekerheid – Handhaving van gevolgen van eerste handeling tot inwerkingtreding van nietigverklaring van tweede handeling (Art. 264 VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 60; verordening nr. 101/2011 van de Raad; besluit 2011/79 van de Raad) (cf. punten 86‑89)

Voorwerp

Nietigverklaring van in de eerste plaats uitvoeringsbesluit 2011/79/GBVB van de Raad van 4 februari 2011 tot uitvoering van besluit 2011/72/GBVB betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten vanwege de situatie in Tunesië (PB L 31, blz. 40), in de tweede plaats verordening (EU) nr. 101/2011 van de Raad van 4 februari 2011 betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Tunesië (PB L 31, blz. 1), en in de derde plaats besluit 2012/50/GBVB van de Raad van 27 januari 2012 tot wijziging van besluit 2011/72/GBVB (PB L 27, blz. 11), voor zover deze handelingen op verzoeker betrekking hebben

Dictum

1)

Uitvoeringsbesluit 2011/79/GBVB van de Raad van 4 februari 2011 tot uitvoering van besluit 2011/72/GBVB betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten vanwege de situatie in Tunesië en verordening (EU) nr. 101/2011 van de Raad van 4 februari 2011 betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Tunesië, worden nietig verklaard voor zover zij betrekking hebben op Fahed Mohamed Sakher Al Matri.

2)

De gevolgen van uitvoeringsbesluit 2011/79 worden ten aanzien van Al Matri in stand gelaten totdat de nietigverklaring van verordening nr. 101/2011 voor zover zij op Al Matri betrekking heeft, effect sorteert.

3)

Op het overige gedeelte van het beroep behoeft geen uitspraak te worden gedaan.

4)

De Raad van de Europese Unie wordt, behalve in zijn eigen kosten, ook in die van Al Matri verwezen.

5)

De Europese Commissie en de Republiek Tunesië dragen ieder hun eigen kosten.