Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Saarbrücken (Duitsland) op 23 oktober 2019 – Koch Media GmbH/HC

(Zaak C-785/19)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Landgericht Saarbrücken

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Koch Media GmbH

Verwerende partij: HC

Prejudiciële vragen

1. a)    Moet artikel 14 van de handhavingsrichtlijn aldus worden uitgelegd dat noodzakelijke advocatenkosten die voor een houder van intellectuele-eigendomsrechten1 in de zin van artikel 2 van de handhavingsrichtlijn zijn ontstaan doordat hij buitengerechtelijk en middels een aanmaning een stakingsvordering heeft ingesteld tegen een inbreukmaker op deze rechten, als „gerechtskosten” of „andere kosten” onder die bepaling vallen?

    b)    Indien vraag 1. a) ontkennend wordt beantwoord: moet artikel 13 van de handhavingsrichtlijn aldus worden uitgelegd dat de in vraag 1.a) genoemde advocatenkosten in aanmerking komen voor „schadevergoeding” in de zin van die bepaling?

2. a)    Moet het Unierecht, met name in het licht van

–    de artikelen 3, 13 en 14 van de handhavingsrichtlijn;

–    artikel 8 van de auteursrechtrichtlijn2 ; en

–    artikel 7 van de computerprogrammarichtlijn3

aldus worden uitgelegd dat een houder van intellectuele-eigendomsrechten in de zin van artikel 2 van de handhavingsrichtlijn in beginsel recht heeft op volledige vergoeding van de in vraag 1.a) genoemde advocatenkosten, dan wel op vergoeding van een redelijk en substantieel deel daarvan, ook wanneer

de gestelde inbreuk is gepleegd door een natuurlijke persoon voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen, en

een nationale regeling in een dergelijk geval bepaalt dat deze advocatenkosten doorgaans slechts vergoedbaar zijn op grond van een verlaagde waarde van de vordering?

b)     Indien vraag 2. a) bevestigend wordt beantwoord: moeten de in vraag 2. a) aangehaalde bepalingen van Unierecht aldus worden uitgelegd dat een uitzondering op het in vraag 2. a) genoemde beginsel, volgens hetwelk de houder van intellectuele-eigendomsrechten recht heeft op volledige vergoeding van de in vraag 1.a) genoemde advocatenkosten, dan wel op vergoeding van een redelijk en substantieel deel daarvan,

met inachtneming van andere factoren (zoals bijvoorbeeld de recente aard van het werk, de duur van de publicatie en het feit dat de inbreuk is gepleegd door een natuurlijke persoon voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen),

kan worden toegepast,

zelfs wanneer de inbreuk op intellectuele-eigendomsrechten in de zin van artikel 2 van de handhavingsrichtlijn bestaat in filesharing, dat wil zeggen de beschikbaarstelling van het werk aan het publiek door het te plaatsen op een vrij toegankelijk online uitwisselingsplatform zonder digital rights management waar alle leden het gratis kunnen downloaden?

____________

1 PB 2004, L 157, blz. 45.

2 PB 2001, L 167, blz. 10.

3 PB 2009, L 111, blz. 16.