Language of document : ECLI:EU:F:2013:195

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(voltallige zitting)

11 december 2013

F‑130/11

Marco Verile en Anduela Gjergji

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Ambtenaren – Pensioenen – Overdracht van de in een nationale pensioenregeling verworven pensioenrechten – Verordening houdende aanpassing van het bijdragepercentage aan de pensioenregeling van de Unie – Aanpassing van de actuariële waarden – Noodzaak om algemene uitvoeringsbepalingen vast te stellen – Toepassing in de tijd van nieuwe algemene uitvoeringsbepalingen – Intrekking van een voorstel voor extra pensioenjaren – Rechtmatigheid – Voorwaarden”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Verile en Gjergji met name verzoeken om nietigverklaring van de besluiten van respectievelijk 20 en 19 mei 2011, waarbij de Europese Commissie het eerste voorstel tot vaststelling, op hun verzoek, van het aantal extra pensioenjaren in de pensioenregeling van de Unie heeft ingetrokken en ieder van hen een nieuw voorstel heeft gedaan voor extra pensioenjaren in verband met de overdracht van de vóór de indiensttreding bij de Commissie in nationale pensioenregelingen verworven pensioenrechten.

Beslissing:      De besluiten van de Europese Commissie van 20 mei 2011 en 19 mei 2011, verzonden aan respectievelijk Verile en Gjergji, worden nietig verklaard. De Europese Commissie draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van Verile en Gjergji.

Samenvatting

1.      Beroepen van ambtenaren – Bezwarende handeling – Begrip – Voorstel tot overdracht aan de regeling van de Unie van de pensioenrechten die waren verworven vóór de indiensttreding bij de Unie – Daaronder begrepen

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91; bijlage VIII, art. 11, lid 2)

2.      Ambtenaren – Pensioenen – Pensioenrechten, verworven vóór de indiensttreding bij de Unie – Overdracht aan de regeling van de Unie – Modaliteiten – Vaststelling van het kapitaal dat overeenkomt met de in de nationale regeling verworven pensioenrechten – Bevoegdheid van de nationale autoriteiten – Berekening van de extra pensioenjaren die in aanmerking moeten worden genomen in de pensioenregeling van de Unie – Bevoegdheid van de instellingen

(Ambtenarenstatuut, bijlage VIII, art. 11, lid 2)

3.      Handelingen van de instellingen – Toepassing in de tijd – Omzettingsfactoren voor de berekening van de extra pensioenjaren – Toepassing van de nieuwe omzettingsfactoren op de datum van de aanvaarding van een voorstel tot toekenning van extra pensioenjaren

1.      Een voorstel voor extra pensioenjaren is een handeling die bezwarend is voor de ambtenaar die om overdracht van zijn pensioenrechten heeft verzocht. Een dergelijk voorstel is een eenzijdige handeling die uit het procedurele kader ervan kan worden gelicht en wordt vastgesteld op grond van een gebonden, ex lege aan de instelling verleende bevoegdheid, aangezien die bevoegdheid rechtstreeks voortvloeit uit het individuele recht dat artikel 11, lid 2, van bijlage VIII bij het Statuut ambtenaren en functionarissen bij hun indiensttreding bij de Unie uitdrukkelijk toekent.

(cf. punten 40, 41 en 55)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: 11 december 2012, Cocchi en Falcione/Commissie, F‑122/10, waartegen hogere voorziening is ingesteld bij het Gerecht van de Europese Unie, zaak T‑103/13 P, punten 37‑39

2.      Artikel 11 van bijlage VIII bij het Statuut maakt een duidelijk onderscheid tussen enerzijds een overdracht „out” (lid 1) en anderzijds een overdracht „in” (lid 2).

De actuariële tegenwaarde, zoals bedoeld in lid 1 van artikel 11 van bijlage VIII bij het Statuut, en het geactualiseerde kapitaal, zoals bedoeld in lid 2 van datzelfde artikel, zijn twee verschillende rechtsbegrippen met ieder een eigen aparte regeling.

De actuariële tegenwaarde is in de bepalingen van het Statuut een autonoom begrip dat kenmerkend is voor de pensioenregeling van de Unie. Het wordt omschreven in artikel 8 van bijlage VIII bij het Statuut.

Het geactualiseerde kapitaal wordt niet omschreven in het Statuut, dat evenmin vermeldt op welke wijze dit kapitaal moet worden berekend, aangezien de berekening ervan en de wijze waarop die berekening wordt getoetst, onder de uitsluitende bevoegdheid van de betrokken nationale en internationale instanties vallen.

Voor de berekening door de bevoegde nationale of internationale instanties van het geactualiseerde kapitaal met het oog op een overdracht „in”, geldt derhalve dat dit kapitaal wordt vastgesteld op grond van het toepasselijke nationale recht en op de wijze neergelegd in dit recht of, wanneer het een internationale organisatie betreft, door haar eigen regels, en niet op grond van artikel 8 van bijlage VIII bij het Statuut en volgens het in die bepaling vastgestelde rentepercentage.

Aangaande de berekening van het aantal extra pensioenjaren die in de pensioenregeling van de Unie in aanmerking moeten worden genomen, welke berekening verschilt van die van het geactualiseerde kapitaal, moet worden vastgesteld dat noch artikel 11, lid 2, van bijlage VIII bij het Statuut betreffende een overdracht „in”, noch enige andere bepaling van het Statuut uitdrukkelijk voorziet in de verplichting om op de berekening van het aantal extra pensioenjaren in de pensioenregeling van de Unie het rentepercentage van artikel 8 van die bijlage toe te passen.

In het kader van de uitvoering van artikel 11, lid 2, van bijlage VIII bij het Statuut en in het bijzonder voor de actualisering van de omzettingsfactoren in geval van een overdracht „in”, staat het aan de instelling om, gelet op het nieuwe percentage van 3,1 % in artikel 8 van bijlage VIII bij het Statuut, na de inwerkingtreding van verordening nr. 1324/2008 houdende aanpassing, met ingang van 1 juli 2008, van het pensioenbijdragepercentage van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, de bestaande algemene uitvoeringsbepalingen te wijzigen en een nieuwe tabel voor de actuariële waarden vast te stellen, overeenkomstig artikel 11, lid 2, dat voor zijn uitvoering naar algemene uitvoeringsbepalingen verwijst, en overeenkomstig het rechtszekerheidsbeginsel.

(cf. punten 77, 79‑81, 88 en 90)

Referentie:

Hof: 5 december 2013, Časta, C‑166/12, punt 24

Gerecht van eerste aanleg: 18 december 2008, België en Commissie/Genette, T‑90/07 P en T‑99/07 P, punten 56 en 57 en aldaar aangehaalde rechtspraak

3.      Volgens een algemeen erkend beginsel, behoudens uitzondering, is een nieuwe regel onmiddellijk van toepassing op toekomstige situaties alsmede op de toekomstige gevolgen van situaties die, zonder evenwel volledig te zijn gevormd, onder de oude regeling zijn ontstaan.

Wat de overdracht van pensioenrechten betreft, zou de situatie van een ambtenaar of functionaris die een verzoek om een overdracht „in” heeft gedaan, alleen volledig onder de in de bijlage bij de in 2004 door de Commissie vastgestelde algemene bepalingen ter uitvoering van de artikelen 11 en 12 van bijlage VIII bij het Statuut neergelegde actuariële waarden zijn gevormd, indien vaststaat dat de betrokkene uiterlijk aan het einde van de dag vóór de datum van inwerkingtreding van de nieuwe, in de in 2011 door de Commissie vastgestelde algemene uitvoeringsbepalingen neergelegde omzettingsfactoren, dat wil zeggen op 31 maart 2011, het aan hem op grond van de algemene uitvoeringsbepalingen van 2004 gedane voorstel voor extra pensioenjaren had aanvaard.

De toepassing, vóór de inwerkingtreding van de algemene uitvoeringsbepalingen van 2011 op 1 april 2011, van de in bijlage 1 bij die algemene uitvoeringsbepalingen opgenomen omzettingsfactoren op ambtenaren of functionarissen die vóór 1 april 2011 een voorstel voor extra pensioenjaren hebben aanvaard, maakt noodzakelijkerwijs inbreuk op het gewettigd vertrouwen van die ambtenaren of functionarissen.

(cf. punten 94, 99, 101 en 107)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: 13 juni 2012, Guittet/Commissie, F‑31/10, punten 47 en 66 en aldaar aangehaalde rechtspraak