Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato (Italië) op 23 september 2019 – Stanleybet Malta Limited Magellan, Robotec Ltd / Agenzia delle Dogane e dei Monopoli, Ministero dell’Economia e delle Finanze

(Zaak C-722/19)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Consiglio di Stato

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Stanleybet Malta Limited Magellan, Robotec Ltd

Verwerende partijen: Agenzia delle Dogane e dei Monopoli, Ministero dell’Economia e delle Finanze

Prejudiciële vragen

Moet het Unierecht, met name het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten (artikelen 49 en 56 e.v. VWEU), de [Unierechtelijke] beginselen van rechtszekerheid, non-discriminatie, transparantie en onpartijdigheid, vrije mededinging, evenredigheid, gewettigd vertrouwen en coherentie en de artikelen 3 en 43 van richtlijn 2014/23/EU1 , indien van toepassing, aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een regeling zoals vervat in artikel 20, lid 1, van wetsdecreet nr. 148 van 16 oktober 2017 en de uitvoeringsbesluiten daarvan, waarin het volgende is bepaald: „1. Met het oog op de toepassing van artikel 21, leden 3 en 4, van wetsdecreet nr. 78 van 1 juli 2009, zoals omgezet en gewijzigd bij wet nr. 102 van 3 augustus 2009, regelt het Agenzia delle Dogane e dei Monopoli (agentschap douane en monopolies) de toestemming om de bestaande concessieovereenkomst met betrekking tot de inning – ook op afstand – van de nationale krasloterijen te verlengen tot de uiterste datum zoals bepaald in artikel 4, lid 1, van de concessieakte, zodat nieuwe en hogere inkomsten voor de begroting van de Staat ter waarde van 50 miljoen EUR voor 2017 en 750 miljoen EUR voor 2018 kunnen worden gegarandeerd” in het geval dat:

in artikel 21, lid 1, van wetsdecreet nr. 78 van 1 juli 2009, omgezet en gewijzigd bij wet nr. 102 van 3 [augustus] 2009, is bepaald dat de betrokken concessies in de regel wordt verleend aan verscheidene partijen die worden gekozen door middel van open, concurrerende en niet-discriminerende procedures;

in artikel 21, lid 4, van voornoemd decreet is bepaald dat de in lid 1, bedoelde concessies hooguit één maal kunnen worden verlengd;

de verzoekende vennootschappen niet aan de in 2010 uitgeschreven aanbestedingsprocedure hebben deelgenomen;

de specifieke bestaande overeenkomst bij aanvang met één enkele concessiehouder is gesloten als gevolg van een openbare aanbesteding waarbij één inschrijving werd ingediend;

de verlenging van de bestaande concessieovereenkomst – concreet – zou inhouden dat die overeenkomst, zonder een aanvullende aanbesteding, uitsluitend met die ene concessiehouder wordt verlengd, in plaats van nieuwe overeenkomsten met een aantal partijen te sluiten?

Moet het Unierecht, met name het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten (artikelen 49 en 56 e.v. VWEU), de [Unierechtelijke] beginselen van rechtszekerheid, non-discriminatie, transparantie en onpartijdigheid, vrije mededinging, evenredigheid, gewettigd vertrouwen en coherentie en de artikelen 3 en 43 van richtlijn 2014/23/EU, indien van toepassing, aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een regeling zoals vervat in artikel 20, lid 1, van wetsdecreet nr. 148 van 16 oktober 2017 die voor de toepassing van artikel 21, leden 3 en 4, van wetsdecreet nr. 78 van 1 juli 2009, zoals omgezet en gewijzigd bij wet nr. 102 van 3 augustus 2009, bepaalt dat: „het Agenzia delle Dogane e dei Monopoli de toestemming regelt om de bestaande concessieovereenkomst met betrekking tot de inning – ook op afstand – van de nationale krasloterijen te verlengen tot de uiterste datum zoals bepaald in artikel 4, lid 1, van de concessieakte, zodat nieuwe en hogere inkomsten voor de begroting van de Staat ter waarde van 50 miljoen EUR voor 2017 en 750 miljoen EUR voor 2018 kunnen worden gegarandeerd” en die daarbij het volgende bepaalt:

de enige bestaande concessieovereenkomst wordt zonder een nieuwe aanbesteding uit te schrijven tijdelijk verlengd in plaats van de vernieuwing met meervoudige concessies overeenkomstig artikel 21, lid 4, van wetsdecreet nr. 78 van 1 juli 2009, omgezet en gewijzigd bij wet nr. 102 van 3 [augustus] 2009, mogelijk te maken;

voordat de concessie vervalt: wetsdecreet nr. 148 van 2017 is op 16 oktober 2017 is in werking getreden, en is dus op die dag in de Italiaanse Gazzetta Ufficiale (Italiaans staatsblad) bekendgemaakt, terwijl de concessie op 30 september 2019 zou vervallen;

nieuwe en hogere inkomsten voor de begroting van de Staat ter waarde van 50 miljoen EUR voor 2017 en 750 miljoen EUR voor 2018 worden gegarandeerd, waardoor een aantal aspecten met betrekking tot de betalingsvoorwaarden en -termijn van de concessievergoeding en mogelijk het totaalbedrag van de verschuldigde betaling volgens het kostenprofiel worden gewijzigd, in het bijzonder door de wijziging van de betalingstermijnen, waardoor deze vroeger vallen dan wat in de oorspronkelijke concessie was vastgelegd, gelet – volgens de uiteenzettingen van verzoekers – op het objectieve en welbekende feit dat tijd financiële waarde vertegenwoordigt?

Moet het Unierecht, met name het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten (artikelen 49 en 56 e.v. VWEU), de [Unierechtelijke] beginselen van rechtszekerheid, non-discriminatie, transparantie en onpartijdigheid, vrije mededinging, evenredigheid, gewettigd vertrouwen en coherentie en de artikelen 3 en 43 van richtlijn 2014/23/EU, indien van toepassing, aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een regeling zoals vervat in de uitvoeringsbesluiten van voornoemd decreet, en met name in de mededeling van het Agenzia delle Dogane e dei Monopoli [protocol nr.] 0133677 van 1 december 2017 waarin, tot uitvoering van het bepaalde in artikel 20, lid 1, van wetsdecreet nr. 148 van 16 oktober 2017 en overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, eerste alinea, van het concessieakkoord voor het beheer van de krasloterijen dat voorziet in de mogelijkheid het akkoord hooguit één maal te verlengen, de uiterste termijn van de concessieovereenkomst wordt uitgesteld tot 30 september 2028; hetgeen geldt in elk geval onverminderd het bepaalde in datzelfde artikel 4 betreffende de onderverdeling van de duur van de concessie in twee perioden van respectievelijk vijf en vier jaar (niettemin is de verlenging van vier jaar tot 30 september 2028 als uiterste datum na de eerste periode van vijf jaar vanaf 1 oktober 2019 afhankelijk van de positieve beoordeling door het Agenzia delle Dogane e dei Monopoli van het verloop van het beheer die vóór 30 maart 2024 moet worden verstrekt); en waarin is vastgelegd dat de vennootschap vóór 15 december 2017 een bedrag van 50 miljoen EUR overmaakt, vóór 30 april 2018 een bedrag van 300 miljoen EUR en vóór 31 oktober 2018 een bedrag van 450 miljoen EUR;

dat wil zeggen: voordat de oorspronkelijke termijn van de concessie was verstreken (de mededeling van het Agenzia delle Dogane e dei Monopoli [protocol nr.] 0133677 is op 1 december 2017 bekendgemaakt, terwijl de concessieovereenkomst op 30 september 2019 zou zijn verstreken);

waarmee [...] een vooruitbetaling van 800 miljoen EUR op eerdere data wordt gegarandeerd (50 miljoen EUR vóór 15 december 2017, 300 miljoen EUR vóór 30 april 2018 en 450 miljoen EUR vóór 31 oktober 2018) ten opzichte van de uiterste datum (30 september 2019);

waardoor [...] het totaalbedrag van de verschuldigde betaling volgens het kostenprofiel mogelijk wordt gewijzigd, gelet – volgens de uiteenzettingen van verzoekers – op het objectieve en welbekende feit dat tijd financiële waarde vertegenwoordigt?

Moet het Unierecht, met name het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten (artikelen 49 en 56 e.v. VWEU), de [Unierechtelijke] beginselen van rechtszekerheid, non-discriminatie, transparantie en onpartijdigheid, vrije mededinging, evenredigheid, gewettigd vertrouwen en coherentie en de artikelen 3 en 43 van richtlijn 2014/23/EU, indien van toepassing, aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een dergelijke regeling ook in het geval dat de exploitanten van de sector die nu tot de markt willen toetreden [...] niet onder de beschreven nieuwe contractvoorwaarden hebben deelgenomen aan de oorspronkelijke aanbesteding tot plaatsing van de concessie die komt te vervallen en waarvoor de verlenging aan de huidige concessiehouder is toegekend, of is van [...] de mogelijke beperking van de toegang tot de markt [...] enkel sprake in het geval dat zij aan de oorspronkelijke aanbesteding hebben deelgenomen?

____________

1 Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PB 2014, L 94, blz. 1).