Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 1 september 2020 door Danilo Poggiolini tegen de beschikking van het Gerecht (Achtste kamer) van 3 juli 2020 in de gevoegde zaken T-347/19 en T-348/19, Enrico Falqui en Danilo Poggiolini / Europees Parlement

(Zaak C-408/20 P)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Rekwirant: Danilo Poggiolini (vertegenwoordigers: F. Sorrentino, A. Sandulli, B. Cimino, avvocati)

Andere partij in de procedure: Europees Parlement

Conclusies

het verzoek van Danilo Poggiolini tot nietigverklaring van nota nr. D(2019) 14435 van het directoraat-generaal Financiën van het Europees Parlement van 11 april 2019 en tot nietigverklaring van nota D309419 van het directoraat-generaal Financiën – directoraat Financiële en Sociale Rechten van de Leden – Eenheid Bezoldigingen en sociale rechten van de leden – Hoofd van de eenheid van 8 juli 2019 ontvankelijk verklaren; dientengevolge de voornoemde nota’s nietig verklaren of de zaak terugverwijzen naar het Gerecht van de Europese Unie voor een nieuwe uitspraak;

het Europees Parlement verwijzen in de kosten van de onderhavige procedure en in die van de procedure bij het Gerecht.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirant voert drie middelen aan ter ondersteuning van zijn verzoek tot vernietiging van beschikking nr. 951576 van het Gerecht van de Europese Unie (Achtste kamer) van 3 juli 2020 in zaak T-348/19, met name:

het Europees Parlement heeft de exceptie van niet-ontvankelijkheid van het door Poggiolini ingestelde beroep bij het Gerecht opgeworpen buiten de termijn van twee maanden die is vastgelegd in artikel 81 juncto artikel 130, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, en dit middel betreft de toepasbaarheid van de in artikel 60 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht vervatte bepaling volgens welke „de procestermijnen worden verlengd met een forfaitaire termijn wegens afstand van tien dagen”, op neerleggingen via het systeem e-Curia;

nota nr. D(2019) 14435 van het directoraat-generaal Financiën van het Europees Parlement van 11 april 2019 is vatbaar voor beroep, aangezien deze onmiddellijke gevolgen heeft, en derhalve is het beroep tot nietigverklaring daarvan ontvankelijk;

het verzoek tot nietigverklaring van nota D309419 van het directoraat-generaal Financiën – directoraat Financiële en Sociale Rechten van de Leden – Eenheid Bezoldigingen en sociale rechten van de leden – Hoofd van de eenheid van 8 juli 2019, zoals geformuleerd in de memorie houdende aanpassing van het verzoekschrift als bedoeld in artikel 86 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, is ontvankelijk en die memorie moet worden geherkwalificeerd als een verzoekschrift, aangezien zij aan alle voorwaarden daarvoor voldoet.

Voorts voert rekwirant drie middelen aan die gebaseerd zijn op de onwettigheid van nota D(2019) 14435 van 11 april 2019 en van nota D309419 van 8 juli 2019, met name:

schending van het besluit van het Bureau van het Voorzitterschap van het Europees Parlement van 19 mei en 9 juli 2008 houdende „Maatregelen ter uitvoering van het Statuut van de leden van het Europees Parlement”;

het Europees Parlement had een ongeldige nationale regeling, die bij besluit nr. 14/2018 van het Ufficio di Presidenza della Camera dei deputati italiana (Bureau van het Voorzitterschap van de Italiaanse Tweede Kamer) is ingevoerd, niet mogen toepassen;

onrechtmatige toepassing door het Europees Parlement van een nationale regeling die in strijd is met de grondbeginselen van de rechtsorde van de Unie en in de eerste plaats met het beginsel van bescherming van het vertrouwen, en schending van het beginsel van voorrang van het Unierecht.

____________