Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Najwyższy (Polen) op 27 november 2019 – SC /Zakład Ubezpieczeń Społecznych I Oddział w Warszawie Wydział Realizacji Umów Międzynarodowych

(Zaak C-866/19)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Sąd Najwyższy

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: SC

Verwerende partij: Zakład Ubezpieczeń Społecznych I Oddział w Warszawie Wydział Realizacji Umów Międzynarodowych

Prejudiciële vraag

Moet artikel 52, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels1 aldus worden uitgelegd dat het bevoegde orgaan:

a)    ter zake van de vaststelling van zowel het theoretische bedrag (punt i) als het werkelijke bedrag van de uitkering (punt ii) overeenkomstig het nationale recht tijdvakken van niet-bijdragebetaling in aanmerking neemt tot een maximum van 1/3 van het totaal van de krachtens het nationale recht en de wetgeving van andere lidstaten vervulde tijdvakken van bijdragebetaling; of

b)    alleen bij de vaststelling van het theoretische bedrag (punt i), maar niet bij de vaststelling van het werkelijke bedrag van de uitkering (punt ii) overeenkomstig het nationale recht tijdvakken van niet-bijdragebetaling in aanmerking neemt tot een maximum van 1/3 van het totaal van de krachtens het nationale recht en de wetgeving van andere lidstaten vervulde tijdvakken van bijdragebetaling; of

c)    bij de vaststelling van noch het theoretische bedrag (punt i) noch het werkelijke bedrag van de uitkering (punt ii) tijdvakken van verzekering in een andere lidstaat in aanmerking neemt bij de berekening van de limiet van de tijdvakken van niet-bijdragebetaling in de zin van het nationale recht?

____________

1 PB 2004, L 166, blz. 1.