Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 24 september 2018 door Eleni Pavlikka Bourdouvali en anderen tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer, uitgebreid) van 13 juli 2018 in zaak T-786/14, Eleni Pavlikka Bourdouvali en anderen / Raad van de Europese Unie en anderen

(Zaak C-604/18 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwiranten: Eleni Pavlikka Bourdouvali en anderen (vertegenwoordigers: P. Tridimas, Barrister, K. Chrysostomides, Δικηγόρος)

Andere partijen in de procedure: Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Europese Centrale Bank, Eurogroep, vertegenwoordigd door de Raad van de Europese Unie, Europese Unie, vertegenwoordigd door de Europese Commissie

Conclusies

de beslissing van het Gerecht vernietigen;

de door rekwiranten in de procedure voor het Gerecht ingestelde vorderingen toewijzen;

de verwerende partijen verwijzen in de kosten van deze hogere voorziening en in die van de procedure voor het Gerecht.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwiranten zijn van mening dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door:

(a)    te oordelen dat de Eurogroep Cyprus niet heeft verplicht maatregelen te nemen die hen hebben geschaad dan wel dat deze maatregelen niet voortvloeiden uit aan de EU toe te rekenen handelingen;

(b)    te oordelen dat het persbericht van de ECB van 21 maart 2013 rekwiranten niet heeft benadeeld;

(c)    te verklaren dat de verwerende partijen met bepaalde andere handelingen Cyprus niet hebben verplicht om de schadeveroorzakende maatregelen te blijven toepassen en/of niet hebben verlangd dat deze maatregelen, die zijn ingevoerd bij de wijziging op 30 juli 2013 van de schadelijke decreten, werden vastgesteld;

(d)    te oordelen dat niet alle schadelijke maatregelen werden opgelegd bij besluit 2013/236/EG1 van de Raad;

(e)    vast te stellen dat er geen sprake was van ernstige schending van het eigendomsrecht, zoals beschermd door artikel 17, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 1 van Protocol nr. 1 bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, noch van het beginsel van het gewettigd vertrouwen, noch van het beginsel van non-discriminatie.

Rekwiranten betogen dat de schadeveroorzakende maatregelen niet voldoen aan het vereiste dat beperkingen van het eigendomsrecht bij wet moeten worden opgelegd, en evenmin aan het vereiste van evenredigheid. Zij zijn van mening dat het gedrag van de verwerende partijen een gewettigd vertrouwen heeft gewekt dat er geen „bail-in”-maatregelen zouden worden genomen die een „haircut” van hun activa zouden meebrengen. Zij stellen dat zij als deposanten, aandeelhouders of obligatiehouders van de Bank van Cyprus en/of Laiki onder meer gediscrimineerd zijn ten opzichte van deposanten, aandeelhouders of obligatiehouders van banken in andere lidstaten van de eurozone die financiële bijstand ontvingen die vergelijkbaar is met de bijstand die aan Cyprus is verleend.

____________

1 Besluit van de Raad van 25 april 2013 gericht tot Cyprus inzake specifieke maatregelen om de financiële stabiliteit en de duurzame groei te herstellen (PB 2013, L 141, blz. 32).