Language of document :

Beroep ingesteld op 17 oktober 2019 – Commissie/Hongarije

(Zaak C-761/19)

Procestaal: Hongaars

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: C. Cattabriga en Zs. Teleki, gemachtigen)

Verwerende partij: Hongarije

Conclusies

vaststellen dat Hongarije, door onderdanen van derde landen die langdurig in het land verblijven niet toe te laten als lid van het College van dierenartsen, waardoor zij niet als dierenarts in loondienst kunnen werken en dit beroep niet als zelfstandige kunnen uitoefenen, de krachtens artikel 11, lid 1, onder a), van richtlijn 2003/109/EG1 op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen;

Hongarije verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De Commissie heeft op 3 januari 2017 een klacht ontvangen over het in de Magyar Állatorvosi Kamaráról valamint az állatorvosi szolgáltatói tevékenység végzéséről szóló 2012. évi CXXVII. törvény (Wet CXXVII van 2012 inzake het Hongaars college van dierenartsen en de uitoefening van de activiteit van het verlenen van diergeneeskundige diensten) neergelegde vereiste volgens hetwelk een persoon lid kan worden van het college van dierenartsen indien hij, onder meer, voldoet aan de voorwaarde dat hij een onderdaan is van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. De klager is een onderdaan van een derde land die sinds 2007 in Hongarije een verblijfsvergunning voor langere tijd heeft en die in 2014 is afgestudeerd aan de Allatorvostudományi Egyetem (universiteit voor diergeneeskunde) in Boedapest. Zijn aanvraag voor toelating tot het college van dierenartsen werd afgewezen omdat hij niet voldeed aan bovengenoemd wettelijk vereiste. In Hongarije is het lidmaatschap van het college van dierenartsen een vereiste om het beroep van dierenarts uit te oefenen, hetzij als werknemer, hetzij als zelfstandige.

Op 20 juli 2018 heeft de Commissie een inbreukprocedure tegen Hongarije ingeleid met betrekking tot bovengenoemde bepaling van de wet inzake het college van dierenartsen, waarin zij stelt dat Hongarije de krachtens artikel 11, lid 1, onder a), van richtlijn 2003/109/EG op hem rustende verplichting niet is nagekomen.

In haar antwoord voerde de Hongaarse regering aan dat de uitoefening van het beroep van dierenarts binnen de werkingssfeer van de in artikel 11, lid 1, onder a), van richtlijn 2003/109/EG bedoelde afwijking valt, aangezien dit, niet alleen af en toe, de uitoefening van openbaar gezag met zich mee kan brengen.

Omdat de Commissie de argumenten die de Hongaarse regering in haar antwoord heeft aangevoerd, niet overtuigend vond, heeft zij op 25 januari 2019 een met redenen omkleed advies uitgebracht waarin zij haar standpunt handhaaft.

Op 29 maart 2019 heeft de Hongaarse regering de Commissie haar antwoord op het met redenen omkleed advies toegezonden, waarin zij haar standpunt bevestigt.

De Commissie heeft geconcludeerd dat de uitoefening, als werknemer of zelfstandige, van de activiteit van dierenarts in Hongarije, niet onder de werkingssfeer van de in artikel 11, lid 1, onder a), van richtlijn 2003/109/EG bedoelde afwijking valt. De activiteiten van dierenartsen waaraan Hongarije het karakter van openbaar gezag toekent, houden geen rechtstreekse en specifieke deelname aan de uitoefening van het openbaar gezag in en zijn niet noodzakelijkerwijs en onlosmakelijk verbonden met dat beroep, aangezien zij ofwel uitsluitend voorbereidend en aanvullend van aard zijn, ofwel activiteiten zijn die in het kader van een speciale overeenkomst of onder toezicht van de overheid worden uitgevoerd.

In het licht van bovenstaande overwegingen heeft de Commissie op 25 juli 2019 besloten de zaak bij het Hof van Justitie aanhangig te maken om te laten vaststellen dat Hongarije zijn verplichtingen uit hoofde van richtlijn 2003/109/EG niet is nagekomen.

____________

1 Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PB 2004, L 16, blz. 44).