Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 22 april 2020 door WD tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 12 februari 2020 in zaak T-320/18, WD/EFSA

(Zaak C-167/20 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: WD (vertegenwoordiger: L. Levi, advocaat)

Andere partij in de procedure: Europese Autoriteit voor voedselveiligheid

Conclusies

Het arrest van het Gerecht van 12 februari 2020 in zaak T-320/18 vernietigen;

bijgevolg rekwirantes vorderingen in eerste aanleg toewijzen en, derhalve,

het besluit van 14 juli 2017 van de uitvoerend directeur van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA), genomen in zijn hoedanigheid van tot het aangaan van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag (TAOBG), waaruit blijkt dat rekwirante niet behoort tot de functionarissen die in het kader van de herindeling 2017 zijn bevorderd, nietig verklaren;

het besluit van het TAOBG van 9 februari 2018 tot afwijzing van de klacht van 10 oktober 2017 tegen het besluit van 14 juli 2017 nietig verklaren;

het besluit van de uitvoerend directeur van EFSA, genomen in zijn hoedanigheid van TAOBG, van 9 augustus 2017, waarvan kennis is gegeven op 10 augustus 2017, om rekwirantes arbeidsovereenkomst niet te verlengen, nietig verklaren;

het besluit van het TAOBG van 12 maart 2018 tot afwijzing van de klacht van 10 november 2017 tegen het besluit van 9 augustus 2017 nietig verklaren;

vergoeding voor de geleden schade toekennen;

verweerster verwijzen in alle kosten van de beide procedures.

Middelen en voornaamste argumenten

Het eerste middel betreffende het besluit van EFSA van 14 juli 2017 om rekwirante in het kader van de herindeling 2017 niet te herindelen in de rang AST 6, is ontleend aan schending van de toepasselijke procedureregels en meer in het bijzonder de regels inzake de ontvankelijkheid van de middelen, schending van de motiveringsplicht en een onjuiste opvatting van het dossier. Het tweede middel is ontleend aan schending van het toepasselijke regelgevingskader (artikel 54 RAP, het besluit van 22 april 2008 en het richtsnoer van 30 juni 2010), van de regels inzake de bewijsvoering en van de motiveringsplicht.

Het eerste middel betreffende het besluit van EFSA van 9 augustus 2017 om rekwirantes arbeidsovereenkomst niet te verlengen, is ontleend aan schending van het besluit van 8 december 2012. Het tweede middel is ontleend aan schending van de zorgplicht en van de instructies van 7 maart 2017 alsmede een onjuiste opvatting van het dossier. Het derde middel is ontleend aan een verkeerde toepassing van de begrippen „kennelijke beoordelingsfouten” en „misbruik van bevoegdheid”, een onjuiste opvatting van het dossier en schending van de regels inzake de bewijsvoering.

____________