Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 20 september 2019 door Sony Corporation, Sony Electronics, Inc tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 12 juli 2019 in zaak T-762/15, Sony en Sony Electronics/Commissie

(Zaak C-697/19 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirantes: Sony Corporation, Sony Electronics, Inc (hierna: „Sony” of „rekwirantes”) (vertegenwoordigers: N. Levy, avocat, R. Snelders, avocat, E. M. Kelly, solicitor)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

vernietiging van het bestreden arrest;

toewijzing van de in eerste aanleg aangevoerde conclusies;

verwijzing van de Commissie in de kosten, met inbegrip van de kosten van de procedure in eerste aanleg.

Subsidiair, indien de zaak niet in staat van wijzen is door het Hof:

terugverwijzing van de zaak naar het Gerecht;

aanhouding van de beslissing over de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hogere voorziening.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter staving van hun hogere voorziening, voeren rekwirantes vier middelen aan.

Eerste middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door zijn eigen redenering in de plaats te stellen van die van het besluit (besluit van de Commissie in zaak AT.39639 – Optical Disk Drives C(2015) 7135 final).

Het besluit was gebaseerd op een vaststelling dat rekwirantes hadden deelgenomen aan „meerdere afzonderlijke inbreuken” die ook als één enkele, voortdurende inbreuk konden worden beschouwd. Het Gerecht heeft aanvaard dat niet alle in het besluit beweerde individuele contacten waren bewezen.

Contacten die niet bewezen zijn, kunnen niet de basis vormen van inbreuken op artikel 101, lid 1, VWEU. Het Gerecht bevestigde niettemin de vaststelling in het besluit dat er sprake was van één enkele, voortdurende inbreuk die was gebaseerd op die onbewezen contacten die onderdeel waren van een „bundel van bewijzen” waarop de Commissie zich kon baseren. Door zijn eigen redenering in de plaats te stellen van die van het besluit, heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting.

Tweede middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door vast te stellen dat was deelgenomen aan één enkele, voortdurende inbreuk gedurende de beweerde periode, op grond van een beperkter aantal contacten dan de in het besluit vermelde contacten.

Het Gerecht heeft ten onrechte vastgesteld dat Sony tussen 23 augustus 2004 en 15 september 2006 voortdurend heeft deelgenomen aan de vermeende inbreuk, niettegenstaande het feit dat het heeft aanvaard dat er een periode van ongeveer acht maanden was waarvoor de Commissie geen enkel mededingingsverstorend contact kon bewijzen waarbij Sony was betrokken.

De redenering van het Gerecht mist interne samenhang door enerzijds te aanvaarden dat er voor een periode van meer dan zes maanden geen bewijs was van contacten waarbij Sony betrokken was, en anderzijds vast te stellen dat deze contacten „om de twee à drie maanden” plaatsvonden.

Derde middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door één enkele, voortdurende inbreuk te behandelen als noodzakelijkerwijs bestaande uit meerdere afzonderlijke inbreuken.

Het Gerecht heeft verzuimd vast te stellen dat de Commissie Sony’s rechten van verdediging had geschonden ondanks de vaststelling van de Commissie in het besluit – zonder dit vooraf aan te voeren in de mededeling van punten van bezwaar – dat het beweerde gedrag niet enkel één enkele voortdurende inbreuk vormde, maar ook bestond uit meerdere afzonderlijke inbreuken.

Het Gerecht heeft ten onrechte geoordeeld dat de Commissie een passende motivering had gegeven voor haar vaststelling dat Sony meerdere afzonderlijke inbreuken had begaan.

Vierde middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, heeft het beginsel van gelijke behandeling en het evenredigheidsbeginsel geschonden en is tekortgeschoten in zijn motiveringsplicht door de geldboete ten laste van Sony te bevestigen, die was gebaseerd op dezelfde inkomsten als die welke de grondslag vormden voor een afzonderlijke geldboete ten laste van Lite-On.

Het Gerecht heeft het in de „Richtsnoeren voor het berekenen van de geldboeten” opgenomen beginsel geschonden dat de waarde van de verkopen „het economisch belang van de inbreuk” en het „relatieve gewicht van elke onderneming bij de inbreuk” moet weerspiegelen, en heeft het beginsel van gelijke behandeling en het evenredigheidsbeginsel geschonden.

Het Gerecht is tekortgeschoten in zijn motiveringsplicht aangezien het niet naar behoren heeft geantwoord op het argument dat het economische belang van de inbreuk door dubbeltelling was opgeblazen.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door rekwirantes’ argument af te wijzen dat de Commissie niet had gemotiveerd waarom zij was afgeweken van haar vaste beschikkingspraktijk.

____________