Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Watford Employment Tribunal (Verenigd Koninkrijk) op 19 september 2019 – B / Yodel Delivery Network Ltd

(Zaak C-692/19)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

Watford Employment Tribunal

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: B

Verwerende partij: Yodel Delivery Network Ltd

Prejudiciële vragen

1.    Verzet richtlijn 2003/88/EG1 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd zich tegen bepalingen van nationaal recht op grond waarvan een persoon zich ertoe moet verbinden alle van hem gevraagde werkzaamheden of diensten „persoonlijk” te verrichten teneinde binnen de werkingssfeer van die richtlijn te vallen?

2.    Meer in het bijzonder:

2.1.    Betekent het feit dat een persoon voor het verrichten van alle van hem gevraagde werkzaamheden of diensten of een deel daarvan het recht heeft een beroep te doen op onderaannemers of „vervangers”, dat hij niet als een werknemer in de zin van richtlijn 2003/88/EG moet worden beschouwd, hetzij:

2.1.1.    in geen geval (omdat het recht om zich te laten vervangen strijdig is met de werknemersstatus); hetzij

2.1.2.    alleen voor die perioden waarin hij een dergelijk recht om zich te laten vervangen uitoefent (zodat hij voor de perioden waarin hij daadwerkelijk werkzaamheden of diensten heeft verricht als werknemer moet worden beschouwd)?

2.2.    Is het voor de vaststelling van de werknemersstatus in de zin van richtlijn 2003/88/EG van belang dat de betrokken verzoeker feitelijk geen gebruik heeft gemaakt van het recht een beroep te doen op een onderaannemer of een vervanger, terwijl anderen die onder in wezen dezelfde voorwaarden zijn ingehuurd dat wel hebben gedaan?

2.3.    Is het voor de vaststelling van de werknemersstatus in de zin van richtlijn 2003/88/EG van belang dat andere entiteiten, waaronder naamloze vennootschappen en vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, onder in wezen dezelfde voorwaarden als de betrokken verzoeker worden ingehuurd?

3.    Is het voor de vaststelling van de werknemersstatus in de zin van richtlijn 2003/88/EG van belang dat de vermeende werkgever niet verplicht is de verzoeker werk aan te bieden, dat wil zeggen dat werk „indien nodig” wordt aangeboden; en/of dat de verzoeker niet verplicht is om dat aanbod te aanvaarden, dat wil zeggen dat dit „altijd afhangt van het absolute recht van de koerier om aangeboden werk niet te aanvaarden”?

4.    Is het voor de vaststelling van de werknemersstatus in de zin van richtlijn 2003/88/EG van belang dat de verzoeker niet is verplicht uitsluitend voor de vermeende werkgever te werken, maar gelijktijdig voor derden, met inbegrip van directe concurrenten van de vermeende werkgever, vergelijkbare diensten mag verrichten?

5.    Is het voor de vaststelling van de werknemersstatus in de zin van richtlijn 2003/88/EG van belang dat de verzoeker feitelijk geen gebruik heeft gemaakt van het recht om vergelijkbare diensten voor derden te verrichten, terwijl anderen die onder in wezen dezelfde voorwaarden zijn ingehuurd daarvan wel gebruik hebben gemaakt?

6.    Hoe dient de arbeidstijd van een werknemer in de zin van [artikel 2, lid 1,] van richtlijn 2003/88/EG te worden berekend wanneer de verzoeker niet verplicht is om vaste uren te werken, maar het hem vrij staat om binnen bepaalde parameters, bijvoorbeeld tussen 7.30 uur en 21.00 uur, zijn eigen arbeidstijd te bepalen? Hoe wordt de arbeidstijd in het bijzonder berekend indien:

6.1.    de persoon tijdens deze uren niet verplicht is uitsluitend voor de vermeende werkgever te werken en/of bepaalde tijdens deze uren verrichte werkzaamheden (bijvoorbeeld autorijden) zowel ten behoeve van de vermeende werkgever als van een derde kunnen zijn;

6.2.    aan de werknemer een grote vrijheid is toegekend met betrekking tot de manier waarop hij zijn werkzaamheden verricht, in die zin dat hij zijn tijd mag afstemmen op wat hemzelf het beste uitkomt en niet alleen op de belangen van de vermeende werkgever?

____________

1 Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB 2003, L 299, blz. 9).