Language of document : ECLI:EU:F:2009:86

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN VAN DE EUROPESE UNIE (Eerste kamer)

7 juli 2009 (*)

„Openbare dienst – Personeel van Europol – Definitieve beëindiging van dienst – Niet-verlenging van overeenkomst – Kennelijk onjuiste beoordeling – Maatregel tot organisatie van de procesgang – Afdoening zonder beslissing”

In zaak F‑54/08,

betreffende een beroep ingesteld krachtens artikel 40, lid 3, van de Overeenkomst op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-Overeenkomst) en artikel 93, lid 1, van het Statuut voor de personeelsleden van Europol,

Marjorie Danielle Bernard, functionaris van de Europese Politiedienst, woonachtig te ’s‑Gravenhage (Nederland), aanvankelijk vertegenwoordigd door P. de Casparis, advocaat, vervolgens door D. C. Coppens, advocaat,

verzoekster,

tegen

Europese Politiedienst (Europol), vertegenwoordigd door D. Neumann en D. El Khoury als gemachtigden, bijgestaan door B. Wägenbaur en R. Van der Hout, advocaten,

verweerder,

wijst

HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: S. Gervasoni (rapporteur), kamerpresident, H. Kreppel en H. Tagaras, rechters,

griffier: R. Schiano, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 10 maart 2009,

het navolgende

Arrest

1        Bij verzoekschrift, binnengekomen ter griffie van het Gerecht bij fax van 29 mei 2008 (het origineel is op 2 juni daaraanvolgend neergelegd), vraagt Bernard, ten eerste, om nietigverklaring van het besluit van 31 juli 2007 waarbij de directeur van de Europese Politiedienst (Europol) heeft geweigerd om haar overeenkomst na 31 mei 2008 te verlengen en van het besluit van 29 februari 2008 waarbij de directeur van Europol haar klacht tegen bovenvermeld besluit van 31 juli 2007 heeft afgewezen, ten tweede, om overlegging van het rapport aan het einde van de proeftijd van 25 februari 2004 en, ten slotte, om verwijzing van Europol in de kosten.

 Toepasselijke bepalingen

2        Artikel 40, lid 3, van de Overeenkomst op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot oprichting van Europol van 26 juli 1995 (PB C 316, blz. 2) bepaalt dat „[d]e bepalingen inzake verzoeken en beroep als bedoeld in de voorschriften betreffende de regeling welke van toepassing is op de tijdelijke en hulpfunctionarissen van de Europese Gemeenschappen van overeenkomstige toepassing [zijn] op het personeel van Europol”.

3        Artikel 6 van het Statuut voor de personeelsleden van Europol (hierna: „Europol-statuut”) luidt:

„Elke Europol-functionaris, of hij nu is aangesteld in een functie die uitsluitend kan worden bezet door personeelsleden die bij de in artikel 2, lid 4, van de Europol-Overeenkomst bedoelde bevoegde autoriteiten zijn aangeworven dan wel in een functie die niet aan die beperking is onderworpen, wordt aanvankelijk voor een vaste periode van één tot vijf jaar in dienst genomen.

De eerste arbeidsovereenkomst kan worden verlengd. In totaal is de duur van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, met inbegrip van de duur van een eventuele verlenging, ten hoogste negen jaar.

Alleen personeelsleden die zijn aangesteld in een functie die niet uitsluitend kan worden bezet door personeelsleden welke bij de in artikel 2, lid 4, van de Europol-Overeenkomst bedoelde bevoegde autoriteiten zijn aangeworven, kunnen voor onbepaalde tijd in dienst worden genomen nadat zij op basis van twee arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd naar grote tevredenheid hebben gewerkt gedurende een diensttijd van ten minste zes jaar.

De raad van bestuur van Europol verleent jaarlijks toestemming, voor zover de directeur van Europol het voornemen heeft arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd te sluiten. De raad van bestuur kan maxima vaststellen voor het totale aantal van dergelijke overeenkomsten.”

4        Artikel 94 van het Europol-statuut bepaalt:

„Behalve door overlijden eindigt de dienst van de Europol-functionaris:

1.      bij arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd:

a)      op het tijdstip, in de arbeidsovereenkomst bepaald;

[...] ”

5        Artikel 6 van het besluit van de directeur van Europol van 8 december 2006 betreffende het algemeen beleid voor de toepassing van artikel 6 van het Europol-statuut (hierna: „besluit van 8 december 2006”) luidt:

„6.1 Wanneer de eerste overeenkomst afloopt, kan Europol de functionaris voorstellen een tweede overeenkomst te ondertekenen, na de volgende elementen in aanmerking te hebben genomen:

[...]

–        Heeft de functionaris, uitgaande van het jaarlijks beoordelingsrapport, zijn werkzaamheden in het verleden ten minste naar tevredenheid verricht? [...]

6.3 De functionaris moet ten minste negen maanden vóór de afloop van zijn eerste overeenkomst per aangetekende brief op de hoogte worden gesteld van het besluit;

6.3.2 Wordt de overeenkomst niet verlengd, dan moet dit besluit schriftelijk en met opgave van de belangrijkste argumenten aan de functionaris worden meegedeeld [...]

6.3.3 Heeft Europol verzuimd om de functionaris onder de voorwaarden voorzien in artikel 6.3 op de hoogte te stellen, dan moet hij hem een verlenging van de overeenkomst voorstellen zodat deze termijn wel kan worden gerespecteerd.” (Vrije vertaling.)

 Feiten van het geding

6        Verzoekster is op 1 september 2003 op basis van een overeenkomst voor bepaalde tijd van vier jaar in dienst getreden van Europol in de functie van „Analytical Assistant” van de eenheid analyse SC7.

7        Van september 2003 tot april 2006 heeft zij onder toezicht van Campus aan het project „AWF Villa SC7” gewerkt.

8        Op 8 november 2005 heeft Campus verzoeksters beoordelingsrapport over de periode van 1 oktober 2004 tot en met 30 september 2005 opgesteld. Voor de verschillende te beoordelen rubrieken heeft verzoekster scores gekregen die overeenkwamen met de beoordeling „bevredigende prestaties”.

9        Van 20 maart tot 13 april 2006 heeft verzoekster naast bovengenoemde werkzaamheden onder toezicht van Langhoff gewerkt aan het project „AWF Sustrans”.

10      Vanaf 20 april 2006 tot de afloop van haar overeenkomst op 31 augustus 2007 heeft verzoekster onder toezicht van Clerkx gewerkt aan het project „islamitisch terrorisme”.

11      Op 3 augustus 2006 heeft Langhoff aan de verschillende rechtstreekse hiërarchieke meerderen onder wier toezicht verzoekster gedurende de periode van 1 september 2005 tot en met 31 augustus 2006 had gewerkt een e-mail gezonden opdat zij haar over die periode zouden beoordelen.

12      Op 31 augustus 2006 heeft Campus een in ruime mate positief beoordelingsformulier over de periode van 1 oktober 2005 tot en met 28 februari 2006 ingevuld. Bij e-mail van 18 september 2006 heeft Clerkx Langhoff enkele opmerkingen over de beoordeling van verzoeksters werk toegezonden.

13      Saccone, hoofd van de eenheid SC7, heeft uiteindelijk verzoeksters ontwerp-beoordelingsrapport over de periode van 1 september 2005 tot en met 31 augustus 2006 opgesteld en heeft met de betrokkene een beoordelingsgesprek gehad. Aangezien verzoekster weigerde om het rapport te ondertekenen, heeft een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden met Salgo, assistent van de onderdirecteur van de afdeling „Ernstige vormen van criminaliteit”, die zelf de hiërarchieke meerdere van Saccone was.

14      Nadat dit gesprek geen resultaat had opgeleverd, heeft Salgo op 5 februari 2007 verzoeksters definitieve beoordelingsrapport over de periode van 1 september 2005 tot en met 31 augustus 2006 ondertekend (hierna: „beoordelingsrapport van 5 februari 2007”).

15      Bij brief van 28 maart 2007 heeft verzoekster op basis van artikel 92 van het Europol-statuut een klacht ingediend tegen het beoordelingsrapport van 5 februari 2007. Zij heeft voorts gevraagd om op grond van artikel 29 van het Europol-statuut in aanmerking te komen voor een extra salaristrap.

16      Bij brief van 26 juni 2007 heeft de directeur van Europol het beoordelingsrapport van 5 februari 2007 ingetrokken en het verzoek om in aanmerking te komen voor een extra salaristrap afgewezen.

17      Saccone heeft daarop een nieuw beoordelingsrapport opgesteld op basis van verzoeksters bovengenoemde beoordelingsgegevens die door haar rechtstreekse hiërarchieke meerderen waren overgelegd alsmede op basis van een bepaald aantal statistische gegevens. Aangezien verzoekster weigerde om dit nieuwe beoordelingsrapport te ondertekenen, is een bemiddelingsgesprek met Salgo georganiseerd.

18      Na dit gesprek heeft Europol verzoekster op 25 juli 2007 haar definitieve beoordelingsrapport doen toekomen (hierna: „beoordelingsrapport van 25 juli 2007”).

19      Bij brief van 31 juli 2007 heeft de directeur van Europol verzoekster meegedeeld dat, ten eerste, haar overeenkomst niet zou worden verlengd en, ten tweede, haar oorspronkelijke overeenkomst voor negen maanden zou worden verlengd, zodat deze op 31 mei 2008 zou aflopen, teneinde de opzegtermijn in acht te nemen zoals die in de bepalingen van artikel 6.3 van het besluit van 8 december 2006 was vastgelegd.

20      Op 28 september 2007 heeft verzoekster bij het Gerecht beroep ingesteld, met name strekkende tot nietigverklaring van de beoordelingsrapporten van 5 februari en 25 juli 2007. Dit beroep is ingeschreven onder nummer F‑99/07.

21      Op 23 oktober 2007 heeft verzoekster een klacht ingediend tegen het beoordelingsrapport van 25 juli 2007 en tegen het besluit om haar geen salaristrapverhoging toe te kennen.

22      Op 3 november 2007 heeft verzoekster een klacht ingediend tegen het besluit om haar overeenkomst na 31 mei 2008 niet te verlengen.

23      Bij brief van 29 februari 2008 heeft de directeur van Europol de klacht tegen bovengenoemd besluit om haar overeenkomst niet te verlengen, afgewezen.

24      Bij brief van 23 januari 2008 heeft de directeur van Europol verzoekster meegedeeld dat hij, alvorens zich uit te spreken over de klacht van 23 oktober 2007 tegen het beoordelingsrapport van 25 juli 2007, „de uitkomst van de procedure voor het Gerecht [zaak F‑99/07] wilde afwachten”.

25      Op 22 april 2008 heeft verzoekster bij het Gerecht beroep ingesteld, strekkende tot nietigverklaring van het beoordelingsrapport van 25 juli 2007 en van de stilzwijgende afwijzing van haar klacht van 23 oktober 2007. Dit beroep is ingeschreven onder nummer F‑45/08.

26      Bij beschikking van de president van de Eerste kamer van het Gerecht van 29 januari 2009 zijn de zaken F‑99/07 en F‑45/08 voor de schriftelijke en de mondelinge behandeling alsmede voor het arrest gevoegd.

27      Bij arrest van [...] heeft het Gerecht het beoordelingsrapport van 25 juli 2007 nietig verklaard, op grond dat, enerzijds, het was ondertekend door een onbevoegde autoriteit en, anderzijds, verzoekster vooraf geen doelstellingen waren gesteld.

 Conclusies van partijen

28      Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

–        het besluit van 31 juli 2007 waarbij de directeur van Europol heeft geweigerd om haar overeenkomst na 31 mei 2008 te verlengen (hierna: „bestreden besluit”), nietig te verklaren;

–        het besluit van 29 februari 2008 waarbij de directeur van Europol haar klacht tegen bovenvermeld besluit van 31 juli 2007 heeft afgewezen (hierna: „besluit tot afwijzing van de klacht”), nietig te verklaren;

–        Europol te vragen om het rapport aan het einde van de proeftijd van 25 februari 2004 over te leggen;

–        Europol te verwijzen in de kosten.

29      Europol concludeert dat het het Gerecht behage:

–        het beroep te verwerpen;

–        verzoekster te verwijzen in de kosten.

30      Bij beschikking van de president van de Eerste kamer van het Gerecht van 29 januari 2009 zijn de zaken F‑45/08 en F‑54/08 voor de mondelinge behandeling gevoegd.

 In rechte

31      Ter onderbouwing van haar vorderingen tot nietigverklaring van het bestreden besluit en van het besluit tot afwijzing van de klacht, voert verzoekster vier middelen aan, respectievelijk ontleend aan:

–        ontoereikende motivering;

–        schending van het beginsel van gelijke behandeling;

–        schending van artikel 6 van het besluit van 8 december 2006 en kennelijk onjuiste beoordeling;

–        misbruik van bevoegdheid.

 Verzoek om een maatregel tot organisatie van de procesgang

32      Bij wijze van maatregel tot organisatie van de procesgang vraagt verzoekster Europol om haar het rapport aan het einde van de proeftijd van 25 februari 2004 te doen toekomen, waarnaar hij in het bestreden besluit stilzwijgend en in het besluit tot afwijzing van de klacht uitdrukkelijk verwijst.

33      Europol heeft het rapport aan het einde van de proeftijd als bijlage bij zijn verweerschrift opgenomen. Dit betekent dat de vorderingen tot overlegging van dit document zonder voorwerp zijn geraakt [zie, mutatis mutandis, arrest Gerecht van eerste aanleg van 25 juni 2002, British American Tobacco (Investments)/Commissie, T‑311/00, Jurispr. blz. II‑2781, punten 41‑45].

 Vorderingen gericht tegen het besluit tot afwijzing van de klacht

34      Verzoeksters beroep is gericht tegen het besluit tot afwijzing van de voorafgaande klacht. Dienaangaande zij eraan herinnerd dat het beroep van een functionaris dat formeel tegen de stilzwijgende of uitdrukkelijke afwijzing van een voorafgaande administratieve klacht is gericht, tot gevolg heeft dat bij het Gerecht beroep wordt ingesteld tegen het bezwarend besluit waartegen die voorafgaande klacht is ingediend (arrest Hof van 17 januari 1989, Vainker/Parlement, 293/87, Jurispr. blz. 23, punt 8; arrest Gerecht van eerste aanleg van 10 december 1992, Williams/Rekenkamer, T‑33/91, Jurispr. blz. II‑2499, punt 23; arrest Gerecht van 14 november 2006, Chatziioannidou/Commissie, F‑100/05, JurAmbt. blz. I‑A-1-129 en II-A-1-487, punt 24).

35      Derhalve moet ervan worden uitgegaan dat de vorderingen die formeel tegen het besluit tot afwijzing van de klacht zijn gericht, strekken tot nietigverklaring van het bestreden besluit.

 Vorderingen tot nietigverklaring van het bestreden besluit

 Argumenten van partijen

36      Verzoekster stelt in de eerste plaats dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 6 van het besluit van 8 december 2006. De directeur van Europol heeft immers een kennelijke beoordelingsfout gemaakt door te stellen dat haar werk in de vier jaar van haar aanstelling onvoldoende was geweest. Op grond van de stukken waarop de administratie zich in het bestreden besluit baseert kan niet worden vastgesteld dat verzoekster tijdens de duur van haar overeenkomst niet naar behoren zou hebben gewerkt. Uit haar rapport aan het einde van de proeftijd, waarvan zij de overlegging vraagt, blijkt niet dat haar werk onvoldoende was, aangezien de administratie op basis van dit document heeft besloten om haar na afloop van haar proeftijd aan te werven. Voorts blijkt uit het beoordelingsrapport van 8 november 2005 dat haar werk door haar hiërarchieke meerdere positief is beoordeeld. Ten slotte is tegen het beoordelingsrapport van 25 juli 2007, dat inderdaad minder positief voor verzoekster is, een beroep in rechte ingesteld en bevat het eveneens een kennelijke beoordelingsfout.

37      In de tweede plaats heeft de directeur van Europol zijn besluit onvoldoende gemotiveerd.

38      In de derde plaats heeft de administratie het beginsel van gelijke behandeling geschonden door te weigeren haar overeenkomst te verlengen, terwijl de overeenkomst van andere functionarissen met soortgelijke beoordelingen als de hare wel zijn verlengd.

39      Ten slotte stelt verzoekster dat het bestreden besluit gebrekkig is wegens misbruik van bevoegdheid, aangezien het is gebaseerd op andere feiten dan de kwaliteit van haar werk.

40      Europol stelt ten eerste dat hij, anders dan verzoekster stelt, geen kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt door zich op het standpunt te stellen dat de beroepsprestaties van de betrokkene onvoldoende waren en zich niet naar tevredenheid ontwikkelden. Hij herinnert eraan dat hij op het gebied van de verlenging van overeenkomsten over een ruime beoordelingsvrijheid beschikt. De documenten waarop hij zich voor zijn besluit heeft gebaseerd moeten niet afzonderlijk, maar in hun geheel worden bezien. In casu blijkt uit het rapport aan het einde van de proeftijd dat verzoeksters werk vanaf het begin niet boven alle kritiek verheven was geweest. Voorts heeft verzoekster aan het einde van haar tweede jaar en ondanks een bevredigend beoordelingsrapport geen salaristrapverhoging gekregen. Ten slotte blijkt uit het beoordelingsrapport van 25 juli 2007 duidelijk dat zij op professioneel vlak tekortschiet. De omstandigheid dat tegen dit beoordelingsrapport beroep is ingesteld toont niet aan dat de daarin opgenomen beoordelingen onjuist zijn.

41      Ten tweede betoogt Europol dat verzoekster ten onrechte stelt dat het bestreden besluit ontoereikend is gemotiveerd. De redenen waarom haar overeenkomst niet is verlengd worden in dat besluit immers duidelijk genoemd.

42      Ten derde stelt Europol dat het middel ontleend aan schending van het beginsel van gelijke behandeling niet kan slagen. Verzoekster voert immers geen enkel feit aan op grond waarvan kan worden vastgesteld dat functionarissen met vergelijkbare beoordelingsrapporten als die van haar op een andere wijze zijn behandeld.

43      In antwoord op een vraag van het Gerecht heeft Europol ter terechtzitting gepreciseerd dat de doorslaggevende reden om de overeenkomst niet te verlengen de ontoereikendheid van verzoeksters jaarlijkse beoordelingsrapport was, en wel conform artikel 6.1, achtste streepje, van het besluit van 8 december 2006.

 Beoordeling door het Gerecht

44      Het is vaste rechtspraak dat een tijdelijk functionaris met een overeenkomst voor bepaalde tijd in beginsel geen recht op verlenging van zijn overeenkomst heeft, doch dat dit slechts een mogelijkheid is die afhangt van de voorwaarde dat die verlenging in overeenstemming is met het belang van de dienst (zie in die zin arrest Gerecht van eerste aanleg van 6 februari 2003, Pyres/Commissie, T‑7/01, JurAmbt. blz. I‑A‑37 en II‑239, punt 64; arrest Gerecht van 28 juni Bianchi/ETF, F‑38/06, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 98, waartegen hogere voorziening is ingesteld bij het Gerecht van eerste aanleg, zaak T‑338/07 P; zie specifiek voor personeel van Europol, arrest Gerecht van eerste aanleg van 1 maart 2005, Mausolf/Europol, T‑258/03, JurAmbt. blz. I‑A‑45 en II‑189, punt 26).

45      Anders dan ambtenaren, aan wie door het Statuut een vaste betrekking wordt gegarandeerd, vallen arbeidscontractanten immers onder een andere regeling waarvan hun arbeidsovereenkomst met de betrokken instelling de basis vormt, zodat de duur van de overeenkomst van een voor een bepaalde tijd aangeworven functionaris in wezen uitsluitend wordt geregeld door de voorwaarden die in die overeenkomst zijn vastgelegd (arrest Mausolf/Europol, reeds aangehaald, punt 21).

46      Bovendien beschikt de administratie over een ruime beoordelingsmarge op het gebied van de verlenging van overeenkomsten van tijdelijk functionarissen die voor bepaalde tijd zijn gesloten en moet de gemeenschapsrechter slechts nagaan of er geen sprake is van een kennelijke fout of misbruik van bevoegdheid (arrest Mausolf/Europol, reeds aangehaald, punten 47‑49).

47      Heeft de administratie echter door middel van een interne richtsnoer een bijzondere regeling uitgewerkt om de transparantie van de procedure voor de verlenging van de overeenkomsten te garanderen, dan moet de vaststelling van die regeling worden uitgelegd als een zelfbeperking van de beoordelingsvrijheid van de instelling en vormt deze een omzetting van de eerder omschreven oorspronkelijke regeling voor arbeidscontractanten, die werd gekenmerkt door het onzekere karakter van de overeenkomst voor bepaalde tijd, in een regeling die wordt gekenmerkt door het beginsel dat de overeenkomsten onder bepaalde voorwaarden worden verlengd (arrest Mausolf/Europol, reeds aangehaald, punten 23, 25 en 26). Het is immers vaste rechtspraak dat een besluit van een gemeenschapsinstelling dat aan het voltallige personeel wordt meegedeeld en waarin de criteria en de procedure worden gepreciseerd die bij de uitoefening van haar beoordelingsvrijheid inzake de verlenging of niet-verlenging van overeenkomsten worden toegepast, een interne richtsnoer vormt die als zodanig moet worden aangemerkt als een gedragsregel die de administratie zichzelf heeft gesteld (arrest Mausolf/Europol, reeds aangehaald, punten 23 en 25) en waarvan zij niet kan afwijken zonder aan te geven waarom, omdat zij anders in strijd met het beginsel van gelijke behandeling handelt.

48      Het besluit van 8 december 2006, waarin het algemeen beleid van Europol op het gebied van de verlenging van overeenkomsten is vastgelegd, vormt een interne richtsnoer in de zin van de reeds aangehaalde rechtspraak. Dit besluit heeft tot gevolg gehad dat een bijzondere regeling werd ingevoerd die werd gekenmerkt door het beginsel dat overeenkomsten onder bepaalde voorwaarden worden verlengd. Eén van die voorwaarden is dat de prestaties van een functionaris, beoordeeld op basis van het jaarlijkse beoordelingsrapport, ten minste bevredigend moeten zijn. Deze maatregel geeft de betrokken functionarissen weliswaar geen recht op automatische verlenging van hun overeenkomst, doch dit neemt niet weg dat hierbij voor Europol-functionarissen wier contract kan worden verlengd een regeling is ingevoerd die wordt gekenmerkt door de verlenging van de overeenkomst, voor zover wordt voldaan aan de verschillende in dat besluit gestelde voorwaarden.

49      In casu blijkt uit lezing van de betrokken besluiten dat de directeur van Europol zich voor de weigering om verzoeksters overeenkomst te verlengen op het standpunt heeft gesteld dat de prestaties van de betrokkene onvoldoende waren, waarbij hij zich met name heeft gebaseerd op het rapport aan het einde van de proeftijd en op de twee beoordelingsrapporten die gedurende haar aanstelling zijn opgesteld.

50      Wat in de eerste plaats het rapport aan het einde van de proeftijd betreft, zijn de daarin opgenomen, in woorden uitgedrukte beoordelingen van verzoeksters prestaties inderdaad niet van een uitstekend niveau. Vaststaat echter dat de beoordeling in cijfers op zich voldoende was. Voorts heeft Europol na dit rapport krachtens zijn ruime beoordelingsvrijheid ter zake besloten dat de verweten zwakheden onvoldoende waren om de opzegging van de overeenkomst te rechtvaardigen.

51      In de tweede plaats blijkt uit het beoordelingsrapport van 8 november 2005 dat de periode van 1 oktober 2004 tot en met 30 september 2005 betreft, dat verzoekster in de elf beoordeelde rubrieken over het geheel genomen voldoende punten heeft gekregen. Voorts wordt in de in woorden uitgedrukte beoordeling van het beoordelingsrapport, welke is opgesteld door haar rechtstreekse hiërarchieke meerdere en door het hoofd van de eenheid is bekrachtigd, geen melding meer gemaakt van het feit dat verzoeksters werk niet aan de verwachtingen van haar meerderen beantwoordde. Overigens toont het besluit van 10 april 2006 waarbij is geweigerd om verzoekster in het kader van datzelfde beoordelingsjaar een salaristrapverhoging toe te kennen en waarop Europol zich in zijn verweerschrift beroept, op zich niet aan dat verzoeksters prestaties onvoldoende zouden zijn geweest, terwijl uit lezing van dat besluit juist blijkt dat de directeur van Europol zich op het standpunt heeft gesteld dat haar beoordeling voldoende was.

52      Ten slotte baseert de administratie zich weliswaar op het beoordelingsrapport van 25 juli 2007, doch dit rapport is bij arrest van het Gerecht van [...] nietig verklaard.

53      Uit het voorgaande volgt dat Europol zich voor zijn standpunt dat de betrokkene haar functie „in het verleden [niet] ten minste naar tevredenheid [had] verricht” in de zin van artikel 6.1 van het besluit van 8 december 2006, niet kon baseren op één van verzoeksters beoordelingsrapporten. Europol heeft dus een kennelijke beoordelingsfout gemaakt en de bepalingen van artikel 6 van het besluit van 8 december 2006 geschonden door zich voor de weigering om de overeenkomst van de betrokkene te verlengen, te baseren op die reden. Derhalve moet het bestreden besluit nietig worden verklaard, zonder dat de andere middelen van het verzoekschrift behoeven te worden onderzocht.

 Kosten

54      Volgens artikel 87, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij, behoudens andere bepalingen van het achtste hoofdstuk van de tweede titel van dat Reglement, in de kosten verwezen, voor zover zulks is gevorderd. Op grond van artikel 87, lid 2, kan het Gerecht, wanneer de billijkheid dit vergt, beslissen dat een in het ongelijk gestelde partij slechts ten dele in de kosten wordt verwezen of zelfs niet in de kosten dient te worden verwezen.

55      Uit bovenstaande rechtsoverwegingen volgt dat Europol de in het ongelijk gestelde partij is. Bovendien heeft verzoekster in haar conclusies uitdrukkelijk gevraagd om verweerder te verwijzen in de kosten. Daar de omstandigheden van de zaak niet de toepassing van de bepalingen van artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering rechtvaardigen, moet Europol dus worden verwezen in de kosten.

HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN (Eerste kamer),

rechtdoende, verklaart:

1)      Op het verzoek om overlegging van het rapport aan het einde van de proeftijd van 25 februari 2004 behoeft niet meer te worden beslist.

2)      Het besluit van 31 juli 2007 waarbij de directeur van de Europese Politiedienst (Europol) heeft geweigerd om de overeenkomst van Bernard na 31 mei 2008 te verlengen, wordt nietig verklaard.

3)      Europol wordt verwezen in de kosten.

Gervasoni

Kreppel

Tagaras

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 7 juli 2009.

De griffier

 

       De president van de Eerste kamer

W. Hakenberg

 

       S. Gervasoni

De teksten van deze beslissing en van de daarin aangehaalde beslissingen van de communautaire rechterlijke instanties die nog niet in de Jurisprudentie zijn gepubliceerd, zijn beschikbaar op de website van het Hof van Justitie www.curia.europa.eu


* Procestaal: Nederlands.