Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Amtsgericht Hamburg (Duitsland) op 6 augustus 2020 – SP / KLM Royal Dutch Airlines, Direktion für Deutschland

(Zaak C-367/20)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Amtsgericht Hamburg

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: SP

Verwerende partij: KLM Royal Dutch Airlines, Direktion für Deutschland

Prejudiciële vragen

Moeten artikel 5, lid 1, onder c), en artikel 7, lid 1, van verordening nr. 261/20041 , gelezen in samenhang met artikel 3, lid 5, aldus worden uitgelegd dat in het kader van een uit twee vluchtsegmenten bestaande vlucht met overstap die met één enkele boeking is aangekocht – met vertrek van een luchthaven die buiten het grondgebied van een lidstaat (in een derde land) is gelegen en met als bestemming een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat na een tussenlanding in een [andere lidstaat] – een passagier die op zijn eindbestemming aankomt met een vertraging van drie uur of meer die is tijdens het eerste vluchtsegment, dat op basis van een codesharingovereenkomst is uitgevoerd door een in een derde land gevestigde luchtvaartmaatschappij, krachtens die verordening compensatie kan vorderen van de communautaire luchtvaartmaatschappij waarbij hij de vlucht in zijn geheel had geboekt, hoewel deze maatschappij enkel het tweede vluchtsegment heeft uitgevoerd?

Het Hof van Justitie van de Europese Unie (Negende kamer) heeft bij beschikking van 12 november 2020 als volgt geoordeeld:

Artikel 5, lid 1, onder c), en artikel 7, lid 1, van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91, gelezen in samenhang met artikel 3, lid 1, onder b), en lid 5, van deze verordening, moeten aldus worden uitgelegd dat in het kader van rechtstreeks aansluitende vluchten die bestaan uit twee vluchten en met één enkele boeking zijn aangekocht – met vertrek van een luchthaven op het grondgebied van een derde land en met als bestemming een luchthaven van een lidstaat na een tussenlanding in een andere lidstaat – een passagier die op zijn eindbestemming is aangekomen met een vertraging van drie uur of meer die ontstaan is tijdens de eerste vlucht, welke op basis van een codesharingovereenkomst is uitgevoerd door een in een derde land gevestigde maatschappij, krachtens die verordening compensatie kan vorderen van de communautaire luchtvaartmaatschappij die de tweede vlucht heeft uitgevoerd.

____________

1 Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (PB 2004, L 46, blz. 1).