Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 29 januari 2019 door het Koninkrijk Spanje tegen het arrest van het Gerecht (Negende kamer – uitgebreid) van 15 november 2018 in zaak T-399/11 RENV, Banco Santander en Santusa / Commissie

(Zaak C-65/19 P)

Procestaal: Spaans

Partijen

Rekwirant: Koninkrijk Spanje (vertegenwoordiger: M. A. Sampol Pucurull, gemachtigde)

Andere partijen in de procedure: Banco Santander, S.A., Santusa Holding, S.L., en Europese Commissie

Interveniënten aan de zijde van verzoeksters in eerste aanleg: Bondsrepubliek Duitsland en Ierland

Conclusies

de hogere voorziening toewijzen en het arrest van het Gerecht van 15 november 2018 in zaak T-399/11 RENV, Banco Santander en Santusa/Commissie1 , vernietigen;

artikel 1, lid 1, van besluit 2011/282/EU van de Commissie van 12 januari 2011 inzake de fiscale afschrijving van financiële goodwill voor de verwerving van deelnemingen in buitenlandse ondernemingen C 45/07 (ex NN 51/07, ex CP 9/07) die door Spanje is toegepast2 , nietig verklaren voor zover daarbij is geoordeeld dat de betrokken belastingregeling staatssteun vormt en

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening wordt één middel aangevoerd dat moet leiden tot de vernietiging van het bestreden arrest. Het Koninkrijk Spanje voert aan dat het Gerecht het Unierecht heeft geschonden in de zin van artikel 58 van het Statuut van het Hof door artikel 107, lid 1, van het Verdrag, in het bijzonder het daarin vervatte begrip selectiviteit van de staatssteun, onjuist uit te leggen. Dit enige middel kan in vier onderdelen worden opgesplitst:

In de eerste plaats is het Koninkrijk Spanje van mening dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste opvatting bij de vaststelling van het referentiekader van de belastingmaatregel dat niet overeenstemt met dat van het litigieuze besluit;

In de tweede plaats meent het Koninkrijk Spanje dat in het bestreden arrest blijk wordt gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door niet te oordelen dat de fiscale behandeling van de financiële goodwill een algemene maatregel is of een autonoom of eigen referentiekader vormt;

In de derde plaats betoogt het Koninkrijk Spanje dat in het bestreden arrest tevens blijk wordt gegeven van een onjuiste rechtsopvatting doordat de doelstelling van het referentiekader niet correct wordt vastgesteld en doordat het vergelijkend onderzoek dat diende te worden verricht overeenkomstig het arrest in hogere voorziening World Duty Free3 (gevoegde zaken C-20/15 P en C-21/15 P), onjuist is verricht;

In de vierde plaats betekent de fout bij de vaststelling van een onderdeel van het referentiekader een onjuiste rechtsopvatting bij de verdeling van de bewijslast.

____________

1 Arrest van 15 november 2018, Banco Santander en Santusa/Commissie (T-399/11 RENV, EU:T:2018:787).

2 PB 2011, L 135, blz. 1.

3 Arrest van 21 december 2016, Commissie/World Duty Free Group e.a. (C-20/15 P en C-21/15 P, EU:C:2016:981).