Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (Nederland) op 3 mei 2019 – De Ruiter vof tegen Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

(Zaak C-361/19)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

College van Beroep voor het Bedrijfsleven

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster: De Ruiter vof

Verweerder: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Prejudiciële vraag

Zijn artikel 99, eerste lid, van verordening (EU) nr. 1306/20131 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid [en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad] en artikel 73, vierde lid, aanhef en onder a, van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/20142 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden geldig, voor zover daarin het jaar van constatering beslissend is voor de bepaling van het jaar waarover de randvoorwaardenkorting wordt berekend in de situatie dat het jaar van niet-naleving van de randvoorwaarden niet hetzelfde is als het jaar van constatering ervan?

____________

1     PB 2013, L 347, blz. 549.

2     PB 2014, L 227, blz. 69.