Language of document : ECLI:EU:F:2007:228

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Tweede kamer)

13 december 2007

Zaak F‑28/06

Paulo Sequeira Wandschneider

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Ambtenaren – Beoordeling – Loopbaanontwikkelingsrapport – Beoordelingsperiode 2004 – Beroep tot nietigverklaring – Motivering – Kennelijk onjuiste beoordeling”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens de artikelen 236 EG en 152 EA en strekkende tot nietigverklaring van verzoekers loopbaanontwikkelingsrapport over de periode van 1 januari tot en met 31 december 2004 alsmede veroordeling van de Commissie tot betaling aan verzoeker van het bedrag van 5 000 EUR ter vergoeding van de materiële en immateriële schade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van het loopbaanontwikkelingsrapport 2004.

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Beoordeling – Loopbaanontwikkelingsrapport – Tussenkomst van beoordelingsautoriteit in beoordelingsprocedure

(Ambtenarenstatuut, art. 43)

2.      Ambtenaren – Beoordeling – Loopbaanontwikkelingsrapport – Opstelling – Verschillende beoordelaars in eenzelfde beoordelingsperiode

(Ambtenarenstatuut, art. 43)

3.      Ambtenaren – Beoordeling – Loopbaanontwikkelingsrapport – Samenstelling van paritair beoordelingscomité

(Ambtenarenstatuut, art. 43)

4.      Ambtenaren – Beoordeling – Loopbaanontwikkelingsrapport – Rol van beoordelaar in beroep

(Ambtenarenstatuut, art. 43)

5.      Ambtenaren – Beoordeling – Eerbiediging van rechten van verdediging

(Ambtenarenstatuut, art. 43)

6.      Ambtenaren – Beoordeling – Loopbaanontwikkelingsrapport – Noodzakelijke samenhang tussen beschrijvend commentaar en punten

(Ambtenarenstatuut, art. 43)

7.      Ambtenaren – Rechten en verplichtingen – Vrijheid van meningsuiting – Uitoefening – Grenzen

(Ambtenarenstatuut, art. 12 en 21)

1.      Blijkens artikel 2, lid 3, van de door de Commissie vastgestelde algemene uitvoeringsbepalingen van artikel 43 van het Statuut, volgens hetwelk de beoordelingsautoriteit het aanvankelijk door de beoordelaar opgestelde loopbaanontwikkelingsrapport meeondertekent, en artikel 8, lid 8, eerste alinea, van die algemene uitvoeringsbepalingen, volgens hetwelk de beoordelaar en de beoordelingsautoriteit het rapport afronden, moet de beoordelingsautoriteit worden aangemerkt als een beoordelaar in de volledige zin van het woord. Op grond van de omstandigheid dat een computersysteem vermeldt dat de beoordelingsautoriteit de beoordeling heeft beëindigd kan dus niet worden geconcludeerd dat de beoordelaar zijn werkzaamheden heeft overgelaten aan de beoordelingsautoriteit.

(cf. punt 43)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 25 oktober 2005, Fardoom en Reinard/Commissie, T‑43/04, JurAmbt. blz. I‑A‑329 en II‑1465, punt 64

2.      Blijkens de artikelen 1, leden 1 en 2, en 4, leden 1 en 2, van de door de Commissie vastgestelde algemene uitvoeringsbepalingen van artikel 43 van het Statuut heeft het loopbaanontwikkelingsrapport tot doel, de prestaties, de bekwaamheid en het gedrag in de dienst van de ambtenaar te beoordelen gedurende de gehele beoordelingsperiode. De beoordelaar dient dus aan de hand van de eerder vastgestelde doelstellingen de prestaties van die ambtenaar tijdens de hele beoordelingsperiode te beoordelen, ook al is hij gedurende een bepaald deel van die periode niet zijn hiërarchieke meerdere geweest. Het doel van het vereenvoudigd rapport is dus, de beoordelaar de informatie te verschaffen die nodig is voor de beoordeling van de werkzaamheden die de beoordeelde tijdens dat bepaalde deel van de beoordelingsperiode heeft uitgeoefend. Op grond van de omstandigheid dat een tweede beoordelaar voor eenzelfde beoordelingsperiode de beoordelingen van een eerste beoordelaar heeft overgenomen kan dus niet worden vastgesteld dat hij de betrokken ambtenaar niet heeft beoordeeld.

(cf. punt 49)

3.      De aanwezigheid, bij een bijeenkomst van het paritair beoordelingscomité in de loop waarvan het beroep van een ambtenaar tegen zijn loopbaanontwikkelingsrapport is onderzocht, van een lid waarmee die ambtenaar eerder conflicten heeft gehad, kan de procedure voor dat orgaan niet aantasten, aangezien dat lid, dat slechts een plaatsvervangend lid van dat comité was, niet heeft deelgenomen aan de stemming en niets erop wijst dat hij door zijn aanwezigheid alleen invloed heeft kunnen hebben op de uitkomst van die stemming.

(cf. punten 59‑61)

4.      Uit artikel 9, lid 7, tweede alinea, van de door de Commissie vastgestelde algemene uitvoeringsbepalingen van artikel 43 van het Statuut blijkt dat de rol van de beoordelaar in beroep niet moet worden verward met die van de beoordelaar of de beoordelingsautoriteit en dat de beoordelaar in beroep, wanneer het paritair beoordelingscomité hem geen aanbevelingen heeft gedaan, zich dus ertoe kan beperken om het loopbaanontwikkelingsrapport definitief vast te stellen zonder dat hij zijn besluit uitvoerig behoeft te motiveren.

(cf. punt 78)

5.      De eerbiediging van de rechten van de verdediging is in iedere tegen iemand ingeleide procedure die tot een voor hem bezwarend besluit kan leiden, te beschouwen als een grondbeginsel van het gemeenschapsrecht. Volgens dit beginsel moet de betrokkene in staat worden gesteld naar behoren zijn standpunt kenbaar te maken over de elementen die jegens hem in het te nemen besluit in aanmerking kunnen worden genomen. Dit doel wordt met name bereikt door middel van de door de Commissie vastgestelde algemene uitvoeringsbepalingen van artikel 43 van het Statuut, die gedurende de gehele beoordelingsprocedure van ambtenaren de eerbiediging van het beginsel van hoor en wederhoor beogen te garanderen. Een verzoeker die in elk stadium van die procedure zijn grieven kenbaar heeft kunnen maken, kan niet stellen dat zijn rechten van verdediging zijn geschonden.

(cf. punten 87‑90)

Referentie:

Hof: 10 juli 1986, België/Commissie, 234/84, Jurispr. blz. 2263, punt 27; 5 oktober 2000, Duitsland/Commissie, C‑288/96, Jurispr. blz. I‑8237, punt 99

Gerecht van eerste aanleg: 8 maart 2005, Vlachaki/Commissie, T‑277/03, JurAmbt. blz. I‑A‑57 en II‑243, punt 64

6.      In het kader van de opstelling van de loopbaanontwikkelingsrapporten strekt het beschrijvend commentaar in een dergelijk rapport ter rechtvaardiging van de in punten uitgedrukte beoordeling. Dat beschrijvend commentaar dient als toelichting voor de opstelling van de beoordeling, die de becijferde weergave daarvan is, en biedt de ambtenaar de gelegenheid de gekregen beoordeling te begrijpen. Bijgevolg moet in een dergelijk rapport het beschrijvend commentaar overeenstemmen met de in punten uitgedrukte beoordeling. Gelet op de zeer grote beoordelingsvrijheid die de beoordelaars genieten bij hun oordeel over het werk van degenen die zij moeten beoordelen, kan een eventuele onsamenhangendheid in het loopbaanontwikkelingsrapport echter alleen dan de nietigverklaring van dat rapport rechtvaardigen, indien het om een kennelijke onsamenhangendheid gaat.

(cf. punt 109)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 25 oktober 2006, Carius/Commissie, T‑173/04, JurAmbt. blz. II‑A‑2‑1269, punt 106

7.      Ofschoon het recht op vrije meningsuiting dat de gemeenschapsambtenaren genieten een fundamenteel recht is, kan die vrijheid niet inhouden dat een ambtenaar ongegronde beweringen over zijn hiërarchieke meerderen doet waardoor hun eerbaarheid in diskrediet kan geraken.

(cf. punt 143)

Referentie:

Hof: 13 december 1989, Oyowe en Traore/Commissie, C‑100/88, Jurispr. blz. 4285, punt 16

Gerecht van eerste aanleg: 26 november 1991, Williams/Rekenkamer, T‑146/89, Jurispr. blz. II‑1293, punten 72 en 76