Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Supreme Court (Ierland) op 7 oktober 2019 – VK / An Bord Pleanála

(Zaak C-739/19)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

Supreme Court

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: VK

Verwerende partij: An Bord Pleanála

Prejudiciële vragen

Is het voor een lidstaat verboden om gebruik te maken van de optie in artikel 5 van richtlijn 77/249/EEG1 van de Raad van 22 maart 1977, zoals gewijzigd, op grond waarvan een lidstaat een advocaat die een cliënt in rechte vertegenwoordigt ertoe kan verplichten „samen te werken met een advocaat die bij het betrokken gerecht praktijk uitoefent”, in alle gevallen waarin een partij die de bezoekende advocaat in een dergelijke procedure wenst te vertegenwoordigen, het recht heeft om zichzelf te vertegenwoordigen?

Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, op basis van welke factoren moet de nationale rechter dan beoordelen of het is toegestaan om een verplichting om „samen te werken” op te leggen?

Zou met name het opleggen van een beperkte verplichting om „samen te werken”, op de manier zoals eerder in deze verwijzingsbeslissing beschreven, neerkomen op een evenredige inbreuk op de vrijheid van advocaten om diensten te verrichten, die gerechtvaardigd is uit hoofde van het algemeen belang, te weten de noodzaak om de consumenten van juridische diensten te beschermen en de noodzaak om een goede rechtsbedeling te waarborgen?

Indien de derde vraag bevestigend wordt beantwoord, geldt dit standpunt dan in alle omstandigheden en zo niet, met welke factoren moet de nationale rechter dan rekening houden bij de beoordeling of een dergelijke verplichting in een bepaald geval kan worden opgelegd?

____________

1 Richtlijn 77/249/EEG van de Raad van 22 maart 1977 tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van dien (PB L 78, blz. 17).