Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Comisión Nacional de los Mercados y la Competencia (Spanje) op 13 juni 2019 – Asociación Estatal de Empresas Operadoras Portuarias (ASOPORT)

(Zaak C-462/19)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Comisión Nacional de los Mercados y la Competencia

Partijen in het hoofdgeding

Belanghebbende partij, in de hoedanigheid van geraakt subject: Asociación Estatal de Empresas Operadoras Portuarias (ASOPORT)

Andere partijen: Asociación Nacional de Empresas Estibadoras y Consignatarios de Buques (ANESCO), Comisiones Obreras, Coordinadora Estatal de Trabajadores del Mar (CETM), Confederación Intersindical Galega, Eusko Langileen Alkartasuna, Langile Abertzaleen Batzordeak, Unión General de Trabajadores (UGT)

Prejudiciële vragen

Moet artikel 101 VWEU aldus worden uitgelegd dat overeenkomsten tussen ondernemingen en vertegenwoordigers van de werknemers verboden zijn – ook al worden ze aangeduid als collectieve overeenkomsten – wanneer daarin wordt bepaald dat ondernemingen die de Sociedad Anónima de Gestión de Estibadores Portuarios (naamloze vennootschap die verantwoordelijk is voor het in dienst nemen van havenarbeiders; „SAGEP”) verlaten, bij deze vennootschap aangesloten werknemers moeten overnemen en hoe die overname moet plaatsvinden?

Als het antwoord op de vorige vraag bevestigend luidt, moet artikel 101 VWEU dan aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan bepalingen van nationaal recht zoals vervat in Real Decreto-ley 9/2019 (koninklijk wetsbesluit 9/2019), voor zover die de grondslag vormen voor collectieve overeenkomsten die een bepaalde wijze van overname van werknemers opleggen die verder gaat dan arbeidsaangelegenheden en tot een harmonisatie van handelsvoorwaarden leidt?

Indien wordt geoordeeld dat de voormelde wettelijke bepalingen in strijd zijn met het Unierecht, moet de rechtspraak van het Hof over de voorrang van het Unierecht en de gevolgen daarvan, zoals die onder meer is vervat in de arresten Simmenthal1 en Fratelli Costanzo2 , dan aldus worden uitgelegd dat een publiekrechtelijke instelling als de Comisión Nacional de los Mercados y de la Competencia (nationale commissie voor markten en mededinging; hierna: „CNMC”) de bepalingen van het nationale recht die in strijd zijn met artikel 101 VWEU verplicht buiten toepassing moet laten?

Als het antwoord op de eerste vraag bevestigend luidt, moeten artikel 101 VWEU en verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag3 , alsook de verplichting om de doeltreffendheid van de EU-regeling te waarborgen, dan aldus worden uitgelegd dat een bestuursorgaan zoals de CNMC geldboeten en dwangsommen moet opleggen aan marktdeelnemers die gedragingen vertonen zoals beschreven?

____________

1 Arrest van 1  december 1976, Simmenthal (35/76, EU:C:1976:180).

2 Arrest van 22 juni 1989, Costanzo (103/88, EU:C:1989:256).

3 PB 2003, L 1, blz. 1.