Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Vilniaus apygardos administracinis teismas (Litouwen) op 26 juni 2018 – AW, BV, CU en DT / Republiek Litouwen, vertegenwoordigd door Lietuvos Respublikos ryšių reguliavimo tarnyba, Bendrasis pagalbos centras en Lietuvos Respublikos vidaus reikalų ministerija

(Zaak C-417/18)

Procestaal: Litouws

Verwijzende rechter

Vilniaus apygardos administracinis teismas

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: AW, BV, CU en DT

Verwerende partij: Republiek Litouwen, vertegenwoordigd door Lietuvos Respublikos ryšių reguliavimo tarnyba, Bendrasis pagalbos centras en Lietuvos Respublikos vidaus reikalų ministerija

Prejudiciële vragen

Regelt artikel 26, lid 5, van richtlijn 2002/22/EG1 , zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/136/EG2 , de verplichte verstrekking van locatiegegevens in het geval van oproepen vanuit toestellen zonder simkaart?

Houdt het feit dat personen op grond van nationale wetgeving het Europese alarmnummer „112” zonder simkaart kunnen bellen in dat locatiegegevens voor dergelijke noodhulpoproepen moeten worden vastgesteld op grond van artikel 26, lid 5, van richtlijn 2002/22/EG, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/136/EG?

Is de in punt 4.5.4 van de procedure voor de toegang van abonnees en/of gebruikers tot diensten van instanties die noodhulpdiensten verstrekken neergelegde nationale wetgeving (in de versie die van kracht was van 11 november 2011 tot en met 15 april 2016), die onder meer bepaalt dat aanbieders van openbare mobiele netwerken locatiegegevens moeten verstrekken met een nauwkeurigheid van het bereik van basisstations (per sector) (Celidentiteit), maar die geen minimale nauwkeurigheid (in termen van afstand) aangeeft waarmee basisstations de locatie van de beller moeten bepalen en evenmin wat de distributiedichtheid (in termen van afstand) moet zijn van basisstations, in overeenstemming met artikel 26, lid 5, van richtlijn 2002/22/EG, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/136/EG, dat bepaalt dat de bevoegde regelgevende instanties criteria moeten vaststellen voor de nauwkeurigheid en de betrouwbaarheid van de verstrekte locatiegegevens over de beller?

Indien de antwoorden op de eerste vraag en/of tweede vraag aldus inhouden dat een lidstaat ervoor moet zorgen dat locatiegegevens worden vastgesteld op grond van artikel 26, lid 5, van richtlijn 2002/22/EG, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/136/EG, en/of het antwoord op de derde vraag aldus inhoudt dat de nationale wetgeving niet in overeenstemming is met artikel 26, lid 5, van richtlijn 2002/22/EG, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/136/EG, dat bepaalt dat de bevoegde regelgevende instanties criteria moeten vaststellen voor de nauwkeurigheid en de betrouwbaarheid van de verstrekte locatiegegevens over de beller, moet een nationale rechter dan bij zijn beslissing over de kwestie van de schadevergoeding een rechtstreeks causaal verband vaststellen tussen de schending van Unierecht en de door de particulieren geleden schade, of volstaat dat een indirect causaal verband tussen de schending van Unierecht en de door de particulieren geleden schade wordt vastgesteld ingeval op grond van bepalingen van nationaal recht en/of nationale rechtspraak een indirect causaal verband tussen de onrechtmatigheden en de door de particulieren geleden schade afdoende is om tot aansprakelijkheid te komen?

____________

1 Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Universeledienstrichtlijn) (PB 2002, L 108, blz. 51).

2 Richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot wijziging van richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, richtlijn 2002/58/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie en verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (PB 2009, L 337, blz. 11).