Language of document : ECLI:EU:C:2018:564

ARREST VAN HET HOF (Tiende kamer)

12 juli 2018 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Verordening (EEG) nr. 2658/87 – Douane-unie en gemeenschappelijk douanetarief – Tariefindeling – Gecombineerde nomenclatuur – Postonderverdelingen 7307 11 10, 7307 19 10 en 7307 19 90 – Gegoten hulpstukken voor buisleidingen, van nodulair gietijzer”

In de gevoegde zaken C‑397/17 en C‑398/17,

betreffende twee verzoeken om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel (België) bij beslissingen van 16 juni 2017, ingekomen bij het Hof op 3 juli 2017, in de procedures

Profit Europe NV

tegen

Belgische Staat,

wijst

HET HOF (Tiende kamer),

samengesteld als volgt: E. Levits, kamerpresident, A. Borg Barthet (rapporteur) en M. Berger, rechters,

advocaat-generaal: J. Kokott,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

–        Profit Europe NV, vertegenwoordigd door P. Diaz Gavier, advocaat,

–        de Belgische regering, vertegenwoordigd door P. Cottin en J.‑C. Halleux als gemachtigden,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door A. Caeiros en P. Vanden Heede als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        De verzoeken om een prejudiciële beslissing betreffen de uitlegging van de postonderverdelingen 7307 11 en 7307 19 10 van de gecombineerde nomenclatuur in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB 1987, L 256, blz. 1), zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 1001/2013 van de Commissie van 4 oktober 2013 (PB 2013, L 290, blz. 1) (hierna: „GN”).

2        Deze verzoeken zijn ingediend in het kader van twee gedingen tussen Profit Europe NV en de Belgische Staat over de tariefindeling van hulpstukken van gietijzer voor brandinstallaties.

 Toepasselijke bepalingen

3        De tariefindeling van goederen die in de Europese Unie worden ingevoerd, wordt geregeld door de GN, die is gebaseerd op het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, dat is opgesteld door de Werelddouaneorganisatie (WCO) en ingevoerd bij het op 14 juni 1983 te Brussel gesloten Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen, dat evenals zijn wijzigingsprotocol van 24 juni 1986 namens de Europese Economische Gemeenschap is goedgekeurd bij besluit 87/369/EEG van de Raad van 7 april 1987 (PB 1987, L 198, blz. 1).

4        In de GN zijn de posten en de onderverdelingen van dat geharmoniseerde systeem tot zes cijfers overgenomen, terwijl alleen het zevende en achtste cijfer verdere onderverdelingen bevatten die specifiek zijn voor de GN.

5        Het eerste deel van de GN bevat een aantal inleidende bepalingen. In dit deel, in titel I, betreffende de algemene regels, luidt afdeling A, met als opschrift „Algemene regels voor de interpretatie van de [GN]”, als volgt:

„Voor de indeling van goederen in de [GN] gelden de volgende bepalingen.

1.      De tekst van de opschriften van de afdelingen, van de hoofdstukken en van de onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden; voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken en – voor zover dit niet in strijd is met de bewoordingen van bedoelde posten en aantekeningen – de navolgende regels.

[...]

6.      Voor de indeling van goederen onder de onderverdelingen van een post zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van die onderverdelingen en de aanvullende aantekeningen, alsmede ‚mutatis mutandis’ de vorenstaande regels, met dien verstande dat uitsluitend onderverdelingen van gelijke rangorde met elkaar kunnen worden vergeleken. Voor de toepassing van deze regel en voor zover niet anders is bepaald, zijn de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken eveneens van toepassing.”

6        Het tweede deel van de GN bevat 21 afdelingen. Afdeling XV, met als opschrift „Onedele metalen en werken daarvan”, bevat de hoofdstukken 72 tot en met 83 van de GN. Hoofdstuk 73, met als opschrift „Werken van gietijzer, van ijzer en van staal”, betreft de posten 7301 tot en met 7326 van de GN.

7        Post 7307 is als volgt gestructureerd:

„7307

Hulpstukken (fittings) voor buisleidingen (bijvoorbeeld verbindingsstukken, ellebogen, moffen), van gietijzer, van ijzer of van staal:


– gegoten:

7307 11

– – van niet-smeedbaar gietijzer:

7307 11 10

– – – voor buizen en pijpen, van de soort gebruikt voor drukleidingen

7307 11 90

– – – andere

7307 19

– – andere:

7307 19 10

– – – van smeedbaar gietijzer

7307 19 90

– – – andere


– andere, van roestvrij staal:

[...]



– andere:”

8        De toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie (PB 2011, C 137, blz. 1; hierna: „toelichtingen”) betreffende de postonderverdelingen 7307 11 10 en 7307 11 90 van de GN luiden:

„Het begrip ,niet-smeedbaar gietijzer’ omvat ook grijs gietijzer (lamellair-grafietgietijzer).

Deze onderverdelingen omvatten hulpstukken van gietijzer zoals ellebogen, bochten, moffen, flenzen, T-stukken. Ze worden met de buizen of pijpen van gietijzer of van staal verbonden door ze erop te schroeven of door snelfitten.”

9        In de toelichtingen op postonderverdeling 7307 19 10 van de GN heet het:

„Smeedbaar gietijzer is een tussenproduct tussen grijs gietijzer en gietstaal. Het kan gemakkelijk worden gegoten en het wordt na een passende thermische behandeling hard en smeedbaar. Bij de thermische behandeling verdwijnt het koolstof gedeeltelijk of verandert het van verbinding of toestand; het slaat uiteindelijk neer in de vorm van klontjes die de metaalcohesie in mindere mate schaden dan de grafietkorreltjes in grijs gietijzer.

Wanneer het koolstofgehalte minder dan 2 gewichtspercenten bedraagt, wordt het product beschouwd als gietstaal (zie aantekening 1 op dit hoofdstuk); de hiervan vervaardigde producten behoren tot onderverdeling 7307 19 90.

Het begrip ,smeedbaar gietijzer’ omvat ook nodulair gietijzer.

Zie ook de tweede alinea van de toelichting op de onderverdelingen 7307 11 10 en 7307 11 90.”

 Hoofdgedingen en prejudiciële vragen

10      In maart 2014 heeft Profit Europe bij de Algemene Administratie van de Douane en Accijnzen (België) (hierna: „douaneadministratie”) diverse aanvragen voor een bindende tariefinlichting betreffende de tariefindeling van verschillende hulpstukken van nodulair gietijzer voor brandinstallaties ingediend.

11      Op 14 maart 2014 heeft de douaneadministratie verschillende bindende tariefinlichtingen afgeleverd, volgens welke deze goederen als gegoten hulpstukken voor buisleidingen, van niet-smeedbaar gietijzer, werden ingedeeld in onderverdeling 7307 11 10 van de GN.

12      In augustus 2014 heeft Profit Europe bij de douaneadministratie nieuwe aanvragen voor een bindende tariefinlichting betreffende de tariefindeling van varianten van deze goederen ingediend.

13      Bij beschikkingen van 30 maart 2015 heeft de douaneadministratie 20 bindende tariefinlichtingen afgegeven, volgens welke deze goederen als gegoten hulpstukken voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer, werden ingedeeld in onderverdeling 7307 19 10 van de GN.

14      Bij beschikking van 9 april 2015 heeft deze administratie de op 14 maart 2014 afgegeven bindende tariefinlichtingen ingetrokken en de goederen waarop deze tariefinlichtingen betrekking hadden, ingedeeld in postonderverdeling 7307 19 10 van de GN.

15      Op respectievelijk 26 en 30 juni 2015 heeft Profit Europe twee administratieve beroepen tegen de beschikkingen van 30 maart en 9 april 2015 ingesteld. Deze beschikkingen zijn bevestigd bij twee beslissingen van de douaneadministratie van 27 april 2016.

16      Op 10 mei 2016 heeft Profit Europe bij de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel (België) beroep ingesteld tegen elk van deze beslissingen alsmede tegen de betrokken bindende tariefinlichtingen.

17      In de twee hoofdgedingen voert Profit Europe voor de verwijzende rechter aan dat de betrokken hulpstukken zijn gemaakt van niet-smeedbaar gietijzer en dus onder postonderverdeling 7307 11 10 van de GN vallen.

18      In dit verband stelt verzoekster dat nodulair gietijzer niet het objectieve kenmerk van smeedbaar gietijzer vertoont, namelijk dat de smeedbaarheid volgt uit een thermische behandeling.

19      De Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel merkt op dat de toelichtingen op postonderverdeling 7307 19 10 van de GN in duidelijke bewoordingen stellen dat het begrip smeedbaar gietijzer ook nodulair gietijzer omvat.

20      Evenwel lijken de door Profit Europe bijgebrachte wetenschappelijke analyses erop te wijzen dat nodulair gietijzer geen smeedbaar gietijzer is.

21      Van oordeel dat de bij haar aanhangige gedingen vragen over de uitlegging van het Unierecht oproepen, heeft de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg Brussel daarom de behandeling van de zaken geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen, die in zaak C‑397/17 en in zaak C‑398/17 in dezelfde bewoordingen zijn gesteld:

„1)      Moet postonderverdeling 7307 19 10 aldus worden uitgelegd dat het hulpstukken van nodulair gietijzer met de kenmerken van de hulpstukken die in het hoofdgeding aan de orde zijn omvat, wanneer uit hun objectieve kenmerken blijkt dat het wezenlijk verschilt van smeedbaar gietijzer omdat de smeedbaarheid van nodulair gietijzer niet volgt uit een passende thermische behandeling en omdat nodulair gietijzer een andere grafietvorm heeft dan smeedbaar gietijzer, nl. nodulaire grafietvorm in plaats van temperkolen?

2)      Moet postonderverdeling 7307 11 00 aldus worden uitgelegd dat het hulpstukken van nodulair gietijzer met de kenmerken van de hulpstukken die in het hoofdgeding aan de orde zijn omvat, wanneer uit de objectieve kenmerken van nodulair gietijzer blijkt dat het wezenlijk overeenkomt met de objectieve kenmerken van niet- smeedbaar gietijzer?

3)      Moet de GN toelichting bij postonderverdeling 7307 19 10 die bepaalt dat smeedbaar gietijzer nodulair gietijzer omvat buiten beschouwing gelaten worden, voor zover daarin bepaald wordt dat smeedbaar gietijzer nodulair gietijzer omvat, wanneer vaststaat dat nodulair gietijzer geen smeedbaar gietijzer is?”

22      Bij beslissing van de president van het Hof van 20 juli 2017 zijn de zaken C‑397/17 en C‑398/17 gevoegd voor de schriftelijke en de mondelinge behandeling alsmede voor het arrest.

 Beantwoording van de prejudiciële vragen

23      Met zijn vragen, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of de GN aldus moet worden uitgelegd dat gegoten hulpstukken voor buisleidingen, van nodulair gietijzer, als hulpstukken van niet-smeedbaar gietijzer moeten worden ingedeeld in postonderverdeling 7307 11 10, dan wel als hulpstukken van smeedbaar gietijzer in postonderverdeling 7307 19 10 van de GN.

24      Volgens vaste rechtspraak van het Hof moet, in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel worden gezocht in de objectieve kenmerken en eigenschappen ervan, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken zijn omschreven (arrest van 26 mei 2016, Invamed Group e.a., C‑198/15, EU:C:2016:362, punt 18 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

25      Volgens de algemene regels voor de interpretatie van de GN zijn voor de indeling van de goederen in de onderverdelingen van eenzelfde post de bewoordingen van deze onderverdelingen en de aantekeningen bij de onderverdelingen, afdelingen of hoofdstukken wettelijk bepalend, terwijl de tekst van de opschriften van de afdelingen, de hoofdstukken of onderdelen van hoofdstukken wordt geacht slechts als aanwijzing te gelden.

26      Bovendien zijn de door de Europese Commissie opgestelde toelichtingen belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten, hoewel zij rechtens niet bindend zijn (arrest van 26 mei 2016, Invamed Group e.a., C‑198/15, EU:C:2016:362, punt 19).

27      In casu ziet post 7307 van de GN op hulpstukken voor buisleidingen, van gietijzer, van ijzer of van staal. Deze post omvat drie categorieën.

28      De eerste categorie, aangeduid met de term „gegoten”, bevat – zoals blijkt uit die term – de gegoten hulpstukken van gietijzer, van ijzer of van staal.

29      Daarbinnen wordt een onderscheid gemaakt tussen hulpstukken „van niet-smeedbaar gietijzer”, die vallen onder onderverdeling 7307 11 van de GN, en de „andere”, die vallen onder onderverdeling 7307 19 van de GN. Laatstbedoelde onderverdeling, die een restcategorie vormt, ziet bijgevolg op gegoten hulpstukken van ijzer of van staal, alsmede op gegoten hulpstukken van ander gietijzer dan van de soort bedoeld in onderverdeling 7307 11 van de GN.

30      Onderverdeling 7307 19 van de GN bevat op haar beurt twee onderverdelingen, namelijk ten eerste onderverdeling 7307 19 10, met als opschrift „van smeedbaar gietijzer”, en ten tweede onderverdeling 7307 19 90, met als opschrift „andere”.

31      Teneinde de verwijzende rechter een antwoord te geven, dient te worden uitgemaakt wat het begrip „niet-smeedbaar gietijzer” in de zin van onderverdeling 7307 11 van de GN en het begrip „smeedbaar gietijzer” in de zin van onderverdeling 7307 19 10 van de GN inhouden.

32      Zoals blijkt uit de toelichtingen op onderverdeling 7307 19 10 van de GN, is „[s]meedbaar gietijzer [...] een tussenproduct tussen grijs gietijzer en gietstaal[, dat] gemakkelijk [kan] worden gegoten en [...] na een passende thermische behandeling hard en smeedbaar [wordt waarbij] [b]ij de thermische behandeling [...] het koolstof gedeeltelijk [verdwijnt] of [...] van verbinding of toestand [verandert en] [...] uiteindelijk [neerslaat] in de vorm van klontjes”.

33      Dienaangaande dient te worden gepreciseerd dat smeedbaar gietijzer een specifieke categorie vormt binnen de genormaliseerde omschrijving van gietijzer. Met name heeft het Europees Comité voor normalisatie, als Europese normalisatieorganisatie genoemd in bijlage I bij verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van beschikking 87/95/EEG van de Raad en besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB 2012, L 316, blz. 12), de Europese norm EN 1560 vastgesteld in document EN 1560:2011.

34      Deze norm onderscheidt zes grote families van gietijzer naargelang de structuur van het grafiet waaruit die bestaan, waaronder meer in het bijzonder gietijzer met grafiet in de vorm van temperkolen, ook „smeedbaar gietijzer” genoemd, en aangeduid met de code EN-GJM.

35      Daarentegen wordt het begrip „niet-smeedbaar gietijzer” in de zin van postonderverdeling 7307 11 van de GN noch in de GN noch in de toelichtingen omschreven. Evenmin vormt niet-smeedbaar gietijzer een specifieke categorie binnen de genormaliseerde omschrijving van de soorten gietijzer.

36      Anders dan Profit Europe in wezen aanvoert, kan postonderverdeling 7307 11 van de GN evenwel niet aldus worden uitgelegd dat daaronder alle soorten gietijzer vallen die niet vallen onder het begrip „smeedbaar gietijzer” in de zin van punt 32 van het onderhavige arrest.

37      Algemene regel 6 voor de interpretatie van de GN bepaalt immers dat uitsluitend onderverdelingen van gelijke rangorde met elkaar kunnen worden vergeleken, hetgeen niet het geval is voor onderverdelingen 7307 11 en 7307 19 10 van de GN.

38      Bovendien omvat onderverdeling 7307 19 van de GN, naast onderverdeling 7307 19 10, onderverdeling 7307 19 90, die – zoals de tekst ervan aangeeft – een restonderverdeling is. Dus is het niet uitgesloten dat het de bedoeling van de Uniewetgever was om onder laatstgenoemde onderverdeling niet alleen van ijzer of van staal gegoten hulpstukken voor buisleidingen, maar ook dergelijke hulpstukken van andere soorten gietijzer dan bedoeld in de onderverdelingen 7307 11 en 7307 19 10 van de GN op te nemen.

39      In deze context zij eraan herinnerd dat volgens vaste rechtspraak de betekenis en de draagwijdte van begrippen waarvoor het Unierecht geen definitie geeft, moeten worden bepaald in overeenstemming met hun in de omgangstaal gebruikelijke betekenis, met inachtneming van de context waarin zij worden gebruikt en de doeleinden die worden beoogd door de regeling waarvan zij deel uitmaken (arrest van 22 november 2012, Digitalnet e.a., C‑320/11, C‑330/11, C‑382/11 en C‑383/11, EU:C:2012:745, punt 38).

40      Het bijvoeglijk naamwoord „smeedbaar” duidt, in zijn gebruikelijke betekenis, op een materiaal met als eigenschap dat het met behulp van een hamer of door de werking van een snijwals of een bladwals kan worden geplet en gestrekt. Met andere woorden, zoals blijkt uit overweging 54 van verordening (EG) nr. 500/2009 van de Raad van 11 juni 2009 tot wijziging van verordening (EG) nr. 1212/2005 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van bepaalde gietstukken uit de Volksrepubliek China (PB 2009, L 151, blz. 6), heeft smeedbaarheid, in de materiaalkunde, betrekking op „het feit dat een materiaal onder drukspanning kan worden vervormd, wat vaak wordt gekenmerkt door het vermogen een dunne plaat van het materiaal te vormen door dit te smeden of te walsen”.

41      Gelet op de voorgaande overwegingen dient onderverdeling 7307 11 van de GN aldus te worden uitgelegd dat daaronder vallen hulpstukken voor buisleidingen, van gietijzer dat niet vervormbaar is onder drukspanning.

42      Bijgevolg moet onderverdeling 7307 19 van de GN aldus worden uitgelegd dat daaronder vallen gegoten hulpstukken, van ijzer of van staal, alsmede gegoten hulpstukken van gietijzer dat onder drukspanning vervormbaar is.

43      Aangaande de in de hoofdgedingen aan de orde zijnde hulpstukken zij opgemerkt, ten eerste, dat, zoals blijkt uit overweging 55 van verordening nr. 500/2009, nodulair gietijzer „niet alleen onder trekspanning, maar ook onder drukspanning tot op zekere hoogte vervormbaar is”.

44      Als zodanig kan nodulair gietijzer dus niet worden geacht onder onderverdeling 7307 11 van de GN te vallen.

45      Ten tweede verschillen nodulair gietijzer en smeedbaar gietijzer, zoals de verwijzende rechter heeft opgemerkt, door hun samenstelling en productiewijze.

46      Bijgevolg kan nodulair gietijzer, aangezien het bij dit soort gietijzer evenmin gaat om „smeedbaar gietijzer”, zoals dit begrip is omschreven in de toelichtingen op onderverdeling 7307 19 10 van de GN en dit soort gietijzer in de genormaliseerde omschrijving van de soorten gietijzer een van smeedbaar gietijzer onderscheiden categorie vormt, aangeduid met de code EN-GJS, evenmin onder onderverdeling 7307 19 10 van de GN vallen.

47      Dienaangaande zij ten eerste vastgesteld dat deze toelichtingen, aangezien daarin is vermeld dat „[h]et begrip ,smeedbaar gietijzer’ [...] ook nodulair gietijzer [omvat]”, tot gevolg hebben dat het begrip „smeedbaar gietijzer” wordt verruimd tot een andere categorie gietijzer dat, ook al zou het met smeedbaar gietijzer vergelijkbare eigenschappen vertonen, binnen de classificatie van gietijzer niettemin een daarvan onderscheiden categorie vormt.

48      Volgens vaste rechtspraak moet de inhoud van de toelichtingen in overeenstemming zijn met de bepalingen van de GN en mag zij de strekking daarvan niet wijzigen (arrest van 26 mei 2016, Invamed Group e.a., C‑198/15, EU:C:2016:362, punt 20 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

49      Bijgevolg moeten de toelichtingen op onderverdeling 7307 19 10 van de GN buiten beschouwing worden gelaten, aangezien zij tot gevolg hebben dat de draagwijdte van deze onderverdeling wordt gewijzigd doordat deze onderverdeling wordt verruimd tot hulpstukken van nodulair gietijzer.

50      Ten tweede zij eraan herinnerd dat de adviezen van het Comité douanewetboek, al vormen zij belangrijke middelen ter verzekering van een uniforme toepassing van dit wetboek door de douaneautoriteiten van de lidstaten en als zodanig als waardevolle hulpmiddelen bij de uitlegging ervan kunnen worden beschouwd, rechtens niet bindend zijn en de draagwijdte van de bepalingen van de GN bijgevolg niet kunnen wijzigen (zie in die zin arresten van 15 februari 1977, Dittmeyer, 69/76 en 70/76, EU:C:1977:25, punt 4, en 16 juni 2011, Unomedical, C‑152/10, EU:C:2011:402, punt 41).

51      Hieruit volgt dat ook het advies van het Comité douanewetboek, dat is verwoord in de minuten van de 140e zitting van de afdeling „tarief- en statistieknomenclatuur” van dit comité, die van 30 september tot 3 oktober 2014 te Brussel heeft plaatsgevonden, en volgens hetwelk onderverdeling 7307 19 10 van de GN aldus moet worden uitgelegd dat het begrip „smeedbaar” in ruime zin moet worden opgevat, dat wil zeggen ter onderscheiding van gietijzer dat onder drukspanning vervormbaar is, van gietijzer dat onder drukspanning breekt, buiten beschouwing moet worden gelaten voor zover dit advies tot gevolg heeft dat de draagwijdte van onderverdeling 7307 19 10 van de GN wordt verruimd.

52      Gelet op alle voorgaande overwegingen dient op de prejudiciële vragen te worden geantwoord dat de GN aldus moet worden uitgelegd dat gegoten hulpstukken voor buisleidingen, van nodulair gietijzer, moeten worden ingedeeld in postonderverdeling 7307 19 90 van de GN.

 Kosten

53      Ten aanzien van de partijen in de hoofdgedingen is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Tiende kamer) verklaart voor recht:

De gecombineerde nomenclatuur in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief, zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 1001/2013 van de Commissie van 4 oktober 2013, moet aldus worden uitgelegd dat gegoten hulpstukken voor buisleidingen, van nodulair gietijzer, moeten worden ingedeeld in postonderverdeling 7307 19 90 van de gecombineerde nomenclatuur.


Levits

Borg Barthet

Berger


Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 12 juli 2018.

De griffier

 

      De president van de Tiende kamer

A. Calot Escobar

 

      E. Levits


*      Procestaal: Nederlands.