Language of document :

Beroep ingesteld op 10 maart 2006 - Abarca Montiel e.a. tegen Commissie

(Zaak F-24/06)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoeksters: Sabrina Abarca Montiel en anderen (vertegenwoordiger: L. Vogel, advocaat)

Verweerster: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoeksters

nietigverklaring van het besluit van het tot sluiten van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag van 21 november 2005 houdende afwijzing van de klachten die verzoeksters op verschillende data tussen 26 juli 2005 en 17 augustus 2005 hadden ingediend tegen de besluiten van de administratie waarbij voor elk van hen de indeling en de bezoldiging zijn vastgesteld, en waarin zij voorts artikel 7 hebben betwist van het besluit van het college van Commissieleden van 27 april 2005, dat de "Algemene uitvoeringsbepalingen inzake overgangsmaatregelen voor personeelsleden die door het Office des Infrastructures de Bruxelles in crèches en kinderdagverblijven te Brussel worden tewerkgesteld" bevat, alsmede de bijlage I en II bij dat besluit;

voorzover nodig, nietigverklaring van de besluiten waartegen voormelde klachten waren gericht;

verwijzing van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters, thans tijdelijke functionarissen die zijn tewerkgesteld in crèches en kinderdagverblijven te Brussel, oefenden vóór hun aanstelling reeds diezelfde functie uit op grond van arbeidsovereenkomsten naar Belgisch recht. Zij komen op tegen de indeling en bezoldiging die verweerster bij hun aanstelling als tijdelijk functionaris heeft vastgesteld.

Met hun eerste middel betogen verzoeksters dat zij krachtens voormelde uitvoeringsbepalingen en andere bepalingen betreffende tijdelijke functionarissen van de Commissie, gelet op hun kwalificatie en anciënniteit, hadden moeten worden ingedeeld in functiegroep III, en niet in functiegroep II.

In het kader van hun tweede middel stellen zij onder meer dat zij niet de in artikel 6 van voormelde uitvoeringsbepalingen voorziene minimumbezoldiging genieten.

Met hun derde middel beroepen zij zich op schending van artikel 2, lid 2, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden (RAP), van het op 22 januari 2002 tot stand gekomen memorandum van overeenstemming tussen de Commissie en de afvaardiging van het personeel van crèches en kinderdagverblijven met een contract naar Belgisch recht, het non-discriminatiebeginsel en de algemene beginselen op het gebied van de sociale zekerheid. In het bijzonder had bij de berekening van hun bezoldiging geen rekening moeten worden gehouden met de gezinstoelagen.

____________