Language of document :

Beroep ingesteld op 20 december 2005 - Adolf e.a. tegen Commissie

(Zaak F-128/05)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekers: Claude Adolf e.a. (vertegenwoordigers: L. Levi en G. Vandersanden, advocaten)

Verweerster: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoekers

het beroep ontvankelijk en gegrond verklaren, met inbegrip van de exceptie van onwettigheid;

nietig te verklaren de pensioenafrekeningen van verzoekers van maart 2005, en vervolgens toepassing van een aanpassingscoëfficiënt op het niveau van de hoofdstad van het land waar zij wonen, of althans van een aanpassingscoëfficiënt waarin de verschillen in de kosten van levensonderhoud op de plaatsen waar zij geacht worden hun uitgaven te doen op passende wijze tot uiting komen, en die dus aan het beginsel van gelijkwaardigheid voldoet;

verweerster in de kosten te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekers in deze zaak zijn allen ambtenaren die vóór 1 mei 2004 met pensioen zijn gegaan. Zij betwisten de overgangsregeling die in afwachting van de afschaffing van de aanpassingscoëfficiënten is ingevoerd bij verordening (EG, Euratom) 723/2004 van de Raad van 22 maart 2004 tot wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen 1, omdat deze regeling berust op een nieuwe berekening van de aanpassingscoëfficiënten "pensioen" , niet meer met de hoofdstad als maatstaf, maar volgens de gemiddelde kosten van levensonderhoud in de lidstaat waar de ontvanger van het pensioen heeft aangetoond zijn hoofdverblijfplaats te hebben.

Tot staving van hun vordering stellen verzoekers om te beginnen dat de verordening onjuist is gemotiveerd, omdat noch de voortgaande integratie binnen de Gemeenschap, noch de vrije keuze van woonplaats, noch de moeilijkheid om de feitelijke woonplaats van gepensioneerden te controleren, als grond voor de betrokken overgangsregeling kunnen dienen.

Voorts stellen verzoekers dat het beginsel van gelijke behandeling, het rechtszekerheidsbeginsel, het beginsel van de terugwerkende kracht van verworven rechten en het vertrouwensbeginsel zijn geschonden.

____________

1 - PB L124 van 27.04.2004, blz. 1.