Language of document :

Beroep ingesteld op 2 november 2010 - AT / EACEA

(Zaak F-113/10)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: AT (vertegenwoordigers: S. Rodrigues, A. Blot en C. Bernard-Glanz, advocaten)

Verwerende partij: Uitvoerend Agentschap voor onderwijs, audiovisuele middelen en cultuur

Voorwerp en beschrijving van het geding

Ten eerste, verzoek om nietigverklaring van het loopbaanontwikkelingsrapport van de verzoekende partij over de periode van 1 juni tot en met 31 december 2008, ten tweede, verzoek om nietigverklaring van het besluit van het TAVAOBG tot voortijdige opzegging van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van de verzoekende partij en, ten derde, verzoek om vergoeding van de geleden schade

Conclusies van de verzoekende partij

nietigverklaring van het LBOR 2008 van de verzoekende partij, zoals vastgesteld bij het besluit van het TAVAOBG van 29 oktober 2009;

nietigverklaring van het besluit van het TAVAOBG van 12 februari 2010 tot opzegging van de aanstellingsovereenkomst van de verzoekende partij en, voor zover nodig,

nietigverklaring van het besluit van het TAVAOBG tot afwijzing van de klachten die de verzoekende partij tegen haar LBOR 2008 en het besluit tot opzegging heeft ingediend; veroordeling van het EACEA tot betaling van een bedrag dat niet lager mag zijn dan het bedrag van de bezoldiging van de verzoekende partij (en van alle in de RAP voorziene voordelen), berekend vanaf de beëindiging van haar werkzaamheden op 12 februari 2010 en tot de datum van haar herplaatsing bij het Agentschap als gevolg van de nietigverklaring van het besluit tot opzegging, ter vergoeding van haar financiële en loopbaanschade, vermeerderd met vertragingsrente tegen het wettelijke tarief vanaf de dag van het te wijzen vonnis;

veroordeling van het EACEA tot betaling van een voorlopig op 10 000 EUR vastgesteld bedrag ter vergoeding van de fysieke schade, vermeerderd met vertragingsrente tegen het wettelijke tarief vanaf de dag van het te wijzen vonnis;

veroordeling van het EACEA tot betaling van een voorlopig en ex aequo et bono op 50 000 EUR vastgesteld bedrag ter vergoeding van de immateriële schade, vermeerderd met vertragingsrente tegen het wettelijke tarief vanaf de dag van het te wijzen vonnis;

in elk geval, veroordeling van het EACEA tot betaling van een voorlopig en ex aequo op 10 000 EUR vastgesteld bedrag ter vergoeding van de schade als gevolg van de overschrijding van de redelijke termijn bij de vaststelling van het LBOR 2008, vermeerderd met vertragingsrente tegen het wettelijke tarief vanaf de datum van het te wijzen vonnis;

veroordeling van het EACEA in de kosten.

____________