Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Înalta Curte de Casație și Justiție (Roemenië) op 6 mei 2019 – Parchetul de pe lângă Înalta Curte de Casaţie şi Justiţie – Direcţia Naţională Anticorupţie, PM, RO, SP, TQ / QN, UR, VS, WT, Autoritatea Naţională pentru Turism, Agenţia Naţională de Administrare Fiscală, SC Euro Box Promotion SRL

(Zaak C-357/19)

Procestaal: Roemeens

Verwijzende rechter

Înalta Curte de Casație și Justiție

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Parchetul de pe lângă Înalta Curte de Casaţie şi Justiţie – Direcţia Naţională Anticorupţie, PM, RO, SP, TQ

Verwerende partijen: QN, UR, VS, WT, Autoritatea Naţională pentru Turism, Agenţia Naţională de Administrare Fiscală, SC Euro Box Promotion SRL

Prejudiciële vragen

Moeten artikel 19, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, artikel 325, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, artikel 1, lid 1, onder a) en b), en artikel 2, lid 1, van de op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie opgestelde overeenkomst betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, en het rechtszekerheidsbeginsel aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een beslissing van een orgaan dat geen deel uitmaakt van de rechterlijke macht, de Curtea Constituțională a României (grondwettelijk hof, Roemenië), waarbij uitspraak wordt gedaan over de wettigheid van de samenstelling van rechterlijke colleges en aldus de voorwaarden worden geschapen voor de toewijzing van buitengewone beroepen tegen de in een bepaalde periode uitgesproken definitieve rechterlijke beslissingen?

Moet artikel 47, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan de – in het nationaal recht bindende – vaststelling, door een orgaan dat geen deel uitmaakt van de rechterlijke macht, van het gebrek aan onafhankelijkheid en onpartijdigheid van een rechterlijk college waarvan een rechter, die een directiefunctie bekleedt, niet bij loting is benoemd, maar op basis van een bij de partijen bekende transparante regel die door hen niet wordt betwist en die van toepassing is op alle door die kamer behandelde zaken?

Moet de voorrang van het Unierecht aldus worden uitgelegd dat de nationale rechter op grond daarvan een volgens het nationaal recht bindende beslissing van de constitutionele rechter, uitgesproken in een zaak betreffende een grondwettelijk geschil, buiten toepassing mag laten?

____________