Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 9 september 2019 door BP tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 11 juli 2019 in zaak T-838/16, BP/Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

(Zaak C-669/19 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: BP (vertegenwoordiger: E. Lazar, avocat)

Andere partij in de procedure: Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA)

Conclusies

punten 1, 3, en 4 van het dictum van het bestreden arrest vernietigen, en dientengevolge

rekwirante een passende schadevergoeding toekennen voor de geleden immateriële en materiële schade;

rekwirante een passende schadevergoeding toekennen in verband met de gevolgen van het FRA’s lasterlijke uitingen over haar en de aantasting van haar professionele en persoonlijke reputatie;

het FRA verwijzen in de kosten van het beroep in eerste aanleg en van de hogere voorziening.

Middelen en voornaamste argumenten

Eerste middel: onjuiste rechtsopvatting en een kennelijk onjuiste beoordeling van de ontvankelijkheid van het nieuwe middel en van het op grond van artikel 85 van het Reglement voor de procesvoering aangevoerde bewijsmateriaal; schending van het recht om te worden gehoord; geen onpartijdig gerecht; schending van het in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie neergelegde beginsel van effectieve rechterlijke bescherming; beperking van rechten, en schending van artikel 52 van het Handvest.

Tweede middel: onjuiste rechtsopvatting en een kennelijk onjuiste beoordeling van de punten 112, 115 tot en met 117, 126, en 140 tot en met 142 van rekwirantes verzoek tot schadevergoeding betreffende een gestelde schending van artikel 2, lid 3, van verordening nr. 1049/20011 , schending van artikel 8 EVRM en schending van de punten 63 tot en met 65 van het arrest Bavarian Lager2 ; schending van de motiveringsplicht ten aanzien van de oorspronkelijk gedeeltelijke algemene openbaarmaking en daaropvolgende volledige openbaarmaking van rekwirantes persoonlijke gegevens; schending van het door de Uniewetgever tot stand gebrachte juridische evenwicht tussen verordening nr. 1049/2001 en verordening nr. 45/20013 , en schending van het arrest Bavarian Lager.

Derde middel: schending van de artikelen 134 en 135 van het Reglement voor de procesvoering en schending van de motiveringsplicht; schending van rechtspraak omtrent kosten; beperking van rechten, en schending van artikel 52 van het Handvest.

Vierde middel: schending van artikel 66 van het Reglement voor de procesvoering; afwijzing van het verzoek om in het arrest in de zaak T-838/16 bepaalde gevoelige informatie niet te vermelden; daaropvolgende buitensporige bewerking van het arrest, en onwettige samenstelling van de Vijfde kamer zonder mogelijkheid om op te treden in uitgebreide formatie of effectief te stemmen.

____________

1 Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB 2001, L 145, blz. 43).

2 Arrest van 29 juni 2010, Commissie/Bavarian Lager (C-28/08 P, ECLI:EU:C:2010:378).

3 Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB 2001, L 8, blz. 1).