Language of document :

Beroep ingesteld op 2 april 2007 - Putterie-de-Beukelaer / Commissie

(Zaak F-31/07)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Françoise Putterie-de-Beukelaer (Brussel, België) (vertegenwoordiger: E. Boigelot, advocaat)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

nietigverklaring van verzoeksters loopbaanontwikkelingrapport over de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005, daaronder begrepen de beroepsprocedures en andere daarmee verband houdende besluiten en meer in het bijzonder rubriek 6.5 "Potentieel", voor zover daarin niet wordt erkend dat verzoekster werkzaamheden van de categorie B* kan vervullen;

verwijzing van de verwerende partij in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van haar beroep stelt verzoekster in de eerste plaats dat de administratie kennelijke beoordelingsfouten heeft gemaakt, door niet te erkennen dat zij met het oog op de andere procedure voorzien in artikel 10, lid 3, van bijlage XIII bij het Statuut van de Ambtenaren van de Europese Gemeenschappen (hierna: "Statuut") werkzaamheden van de categorie B* kan uitoefenen. Meer bepaald stelt zij dat haar taken als verantwoordelijke voor de opleiding in het gebruik van computers, anders dan in haar loopbaanontwikkelingrapport aangegeven, onder de categorie B* vallen.

In de tweede plaats stelt zij dat er sprake is van schending van artikel 26 van het Statuut en van de beginselen van eerbiediging van de rechten van de verdediging, transparantie, tegenspraak en van behoorlijk personeelsbeheer. Zij stelt in het bijzonder dat bepaalde stukken die voor haar beoordeling zijn gebruikt, haar niet tijdig ter hand zijn gesteld.

In de derde plaats beroept zij zich op schending van artikel 25, lid 2, van het Statuut en van de motiveringsplicht.

In de vierde plaats voert verzoekster aan dat de beginselen van gelijke behandeling van personeel en van non-discriminatie zijn geschonden, aangezien de door een verantwoordelijke voor de opleiding in het gebruik van computers uitgeoefende werkzaamheden voor die andere procedure naar gelang de directoraten-generaal en de hiërarchieke meerderen anders worden beoordeeld.

____________