Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 19 november 2020 door International Management Group (IMG) tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 9 september 2020 in zaak T-381/15 RENV, IMG/Commissie

(Zaak C-620/20 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: International Management Group (IMG) (vertegenwoordigers: L. Levi, J.-Y. de Cara, avocats)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

het arrest van het Gerecht van 9 september 2020 in zaak T-381/15 RENV vernietigen;

bijgevolg de vorderingen van rekwirante in eerste aanleg, zoals herzien, toewijzen en derhalve:

verweerster veroordelen tot vergoeding van de materiële en immateriële schade, zoals aangepast in haar opmerkingen na terugverwijzing van zaak T-381/15 RENV;

verweerster verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van haar hogere voorziening voert verzoekster de volgende middelen aan:

a. Onrechtmatigheid van de handelwijze van de Commissie

1) Schending van het arrest van het Hof van 31 januari 2019, International Management Group/Commissie (C‑183/17 P en C‑184/17 P);

2) Het Gerecht heeft in het bestreden arrest het in de financiële regelgeving opgenomen begrip „internationale organisatie” onjuist opgevat: niet-inachtneming van de internationale erkenning; inbreuk op de normenhiërarchie; schending van het genoemde arrest van het Hof van 31 januari 2019 en inbreuk op de financiële regelgeving;

3) Schending van het beginsel van behoorlijk bestuur;

4) Het Gerecht heeft in het bestreden arrest het begrip „voldoende gekwalificeerde schending van een rechtsregel die particulieren rechten toekent” onjuist opgevat.

b. Schade

1) Wat de vorderingen in punt 40, eerste tot en met derde streepje, van het bestreden arrest betreft: schending van het beginsel van vergoeding in natura; niet-nakoming van de op de rechter rustende motiveringsplicht; schending van de voorwaarden voor ontvankelijkheid; schending van artikel 76, onder e), en artikel 84, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht;

2) Wat de vorderingen in punt 40, vierde streepje, van het bestreden arrest betreft: niet-nakoming van de op de rechter rustende motiveringsplicht; schending van artikel 76, onder e), en artikel 84, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht;

3) Wat de immateriële schade betreft: schending van het beginsel van vergoeding in natura; niet-nakoming van de op de rechter rustende motiveringsplicht; schending van artikel 76, onder e), en artikel 84, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht; niet-inachtneming van de volledige rechtsmacht van de rechter.

____________