Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Lietuvos Aukščiausiasis Teismas (Litouwen) op 18 december 2019 –„Klaipėdos regiono atliekų tvarkymo centras” UAB, andere partijen: „Ecoservice Klaipėda” UAB, „Klaipėdos autobusų parkas” UAB, „Parsekas“, „Klaipėdos transportas” UAB

(Zaak C-927/19)

Procestaal: Litouws

Verwijzende rechter

Lietuvos Aukščiausiasis Teismas

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij in cassatie: UAB „Klaipėdos regiono atliekų tvarkymo centras

Andere partijen: „Ecoservice Klaipėda” UAB, „Klaipėdos autobusų parkas” UAB, UAB, „Parsekas” UAB, „Klaipėdos transportas” UAB

Prejudiciële vragen

Valt een aanbestedingsvoorwaarde volgens welke leveranciers moeten aantonen een bepaald niveau van gemiddelde jaarlijkse bedrijfsinkomsten te behalen uit activiteiten die uitsluitend verband houden met de uitoefening van specifieke diensten (beheer van gemengd gemeentelijk afval), binnen de werkingssfeer van artikel 58, leden 3 of 4, van richtlijn 2014/241 ?

Hangt de door het Hof in zijn arrest van 4 mei 2017, Esaprojekt (C-387/14)2 , uiteengezette methode voor de beoordeling van de capaciteit van de leverancier af van het antwoord op de eerste vraag?

Valt een aanbestedingsvoorwaarde volgens welke leveranciers moeten aantonen dat de voertuigen die noodzakelijk zijn voor het verrichten van [afvalbeheerdiensten] voldoen aan de specifieke technische voorschriften, betreffende onder meer vervuilende emissies (EURO 5), de installatie van een GPS-zender, de geschikte capaciteit enzovoort, binnen de werkingssfeer van a) artikel 58, lid 4, b) artikel 42 gelezen in samenhang met het bepaalde in bijlage VII, c) artikel 70 van richtlijn 2014/24?

Moeten artikel 1, lid 1, derde alinea, van richtlijn 89/6653 , waarin het beginsel van de doeltreffendheid van beroepsprocedures is neergelegd, artikel 1, leden 3 en 5, daarvan, artikel 21 van richtlijn 2014/24 en richtlijn 2016/9434 , in het bijzonder overweging 18 en artikel 9, lid 2, derde alinea, daarvan (samen of afzonderlijk beschouwd, maar zonder beperking hiertoe), aldus worden uitgelegd dat wanneer het nationale recht inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voorziet in een bindende procedure voor precontentieuze geschillenbeslechting:

(a)    de aanbestedende dienst de leverancier die de beroepsprocedure heeft ingeleid, alle gegevens van de inschrijving van een andere leverancier (ongeacht het vertrouwelijke karakter ervan) moet verschaffen, als deze procedure specifiek betrekking heeft op de rechtmatigheid van de beoordeling van de inschrijving van de andere leverancier en de leverancier die de procedure heeft ingeleid de aanbestedende dienst vooraf uitdrukkelijk heeft verzocht die te verschaffen;

(b)    ongeacht het antwoord op de vorige vraag, de aanbestedende dienst, bij afwijzing van de klacht van de leverancier over de rechtmatigheid van de beoordeling van de inschrijving van zijn concurrent hoe dan ook een duidelijk, volledig en specifiek antwoord moet geven, ongeacht het risico dat de hem toevertrouwde vertrouwelijke informatie over de inschrijving openbaar wordt gemaakt?

Moeten artikel 1, lid 1, derde alinea, artikel 1, leden 3 en 5, en artikel 2, lid 1, onder b), van richtlijn 89/665, artikel 21 van richtlijn 2014/24 en richtlijn 2016/943, in het bijzonder overweging 18 ervan (samen of afzonderlijk beschouwd, maar zonder beperking hiertoe), aldus worden uitgelegd dat de beslissing van de aanbestedende dienst om een leverancier geen toegang te verlenen tot de vertrouwelijke informatie over de inschrijving van een andere deelnemer, een beslissing is waartegen afzonderlijk bij de rechter kan worden opgekomen?

Indien de vorige vraag bevestigend wordt beantwoord, moet artikel 1, lid 5, van richtlijn 89/665 dan aldus worden uitgelegd dat de leverancier bij de aanbestedende dienst bezwaar tegen een dergelijke beslissing moet indienen en zich zo nodig tot de rechter moet wenden?

Indien de vorige vraag bevestigend wordt beantwoord, moeten artikel 1, lid 1, derde alinea, en artikel 2, lid 1, onder b), van richtlijn 89/665 dan aldus worden uitgelegd dat de leverancier, afhankelijk van de omvang van de beschikbare informatie over de inhoud van de inschrijving van de andere leverancier, bij de rechter een beroep kan instellen dat uitsluitend betrekking heeft op de weigering om hem de informatie te verschaffen, zonder de rechtmatigheid van andere besluiten van de aanbestedende dienst afzonderlijk ter discussie te stellen?

Ongeacht het antwoord op de vorige vragen, moet artikel 9, lid 2, derde alinea, van richtlijn 2016/943 aldus worden uitgelegd dat de rechter, na ontvangst van het verzoek van de verzoekende partij om de wederpartij in het geding te gelasten bewijsmateriaal over te leggen en om dit vervolgens ter beschikking van de verzoekende partij te stellen, een dergelijk verzoek moet toewijzen, ongeacht de gedraging van de aanbestedende dienst in het kader van de aanbestedingsprocedures of de beroepsprocedures?

Moet artikel 9, lid 2, derde alinea, van richtlijn 2016/943 aldus worden uitgelegd dat de rechter, na het verzoek van de verzoekende partij om openbaarmaking van vertrouwelijke informatie van de wederpartij te hebben afgewezen, ambtshalve het belang van de gegevens waarvan om openbaarmaking wordt verzocht, en de gevolgen daarvan voor de rechtmatigheid van de aanbestedingsprocedure moet beoordelen?

Kan de in artikel 57, lid 4, onder h), van richtlijn 2014/24 bedoelde grond voor uitsluiting van leveranciers, gelet op het arrest van het Hof van 3 oktober 2019, Delta Antrepriză de Construcţii şi Montaj 935 , aldus worden toegepast dat de rechter in het kader van zijn beoordeling van een geschil tussen een leverancier en de aanbestedende dienst, ambtshalve, los van de beoordeling van de aanbestedende dienst, kan beslissen dat de betrokken inschrijver opzettelijk of uit onachtzaamheid misleidende en feitelijk onjuiste informatie aan de aanbestedende dienst heeft verstrekt en dat die inschrijver daarom moest worden uitgesloten van deelname aan de aanbestedingsprocedure?

Moet artikel 57, lid 4, onder h), van richtlijn 2014/24, gelezen in samenhang met het in artikel 18, lid 1, van die richtlijn neergelegde evenredigheidsbeginsel, aldus worden uitgelegd en toegepast dat, wanneer het nationale recht voorziet in aanvullende sancties (naast uitsluiting van deelname aan aanbestedingsprocedures) voor het verstrekken van onjuiste informatie, die sancties alleen kunnen worden toegepast op grond van persoonlijke aansprakelijkheid, met name wanneer slechts een deel van de medecontractanten aan de aanbestedingsprocedure feitelijk onjuiste informatie heeft verstrekt (bijvoorbeeld één van meerdere partners)?

____________

1 Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van richtlijn 2004/18/EG (PB 2014, L 94, blz. 65).

2 ECLI:EU:C:2017:338

3 Richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken (PB 1989, L 395, blz. 33).

4 Richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (PB 2016, L 157, blz. 1).

5 C-267/18, ECLI:EU:C:2019:826