Language of document :

Beroep ingesteld op 21 maart 2014 – Europese Commissie / Bondsrepubliek Duitsland

(Zaak C-137/14)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: C. Hermes, G. Wilms, gemachtigden)

Verwerende partij: Bondsrepubliek Duitsland

Conclusies

Verzoekster vordert dat het Hof vaststelt dat de Bondsrepubliek Duitsland haar verplichtingen die voortvloeien uit artikel 11 van richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten1 (hierna: „richtlijn 2011/92) en artikel 25 van richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging)2 (hierna: „richtlijn 2010/75”) niet is nagekomen, doordat zij:

de bepalingen van richtlijn 2011/92 in beginsel beschouwt als bepalingen die geen subjectieve rechten toekennen, en dus in ruime mate uitsluit dat particulieren zich daarop in rechte kunnen beroepen [§ 113, lid 1, Verwaltungsgerichtsordnung (Duits wetboek bestuursprocesrecht)];

de nietigverklaring van beslissingen op grond van procedurefouten beperkt tot gevallen waarin een vereiste milieueffectbeoordeling helemaal ontbreekt of een vereist vooronderzoek ontbreekt [§ 4, lid 1, Umwelt-Rechtsbehelfsgesetz (Duitse wet inzake rechtsmiddelen bij milieuaangelegenheden, hierna: „UmwRG”) en tot gevallen waarin de verzoeker bewijst dat de procedurefout causaal was voor de uitkomst van de beslissing [§ 46 Verwaltungsverfahrensgesetz (Duitse wet inzake de bestuurlijke procedure; hierna: „VwVfG”)], en een rechtspositie van de verzoeker aan de orde is;

de procesbevoegdheid en de omvang van de rechterlijke toetsing beperkt tot bezwaren die werden aangevoerd binnen de bezwaartermijn in de bestuurlijke procedure die heeft geleid tot de vaststelling van de beslissing (§ 2, lid 3, UmwRG en § 73, lid 6, VwVfG) en

in procedures die na 25 juni 2005 zijn ingesteld en vóór 12 mei 2011 zijn afgesloten, de procesbevoegdheid van milieuverenigingen beperkt tot bepalingen die rechten verlenen aan particulieren (§ 2, lid 1, juncto § 5, lid 1, UmwRG);

in procedures die na 25 juni 2005 zijn ingesteld en vóór 12 mei 2011 zijn afgesloten, de omvang van de rechterlijke toetsing van rechtsmiddelen van milieuverenigingen beperkt tot bepalingen die rechten verlenen aan particulieren (§2, lid 1, UmwRG, oude versie juncto §5, lid 1, UmwRG);

in het algemeen bestuurlijke procedures die vóór 25 juni 2005 zijn ingesteld, uitsluit van de werkingssfeer van het UmwRG (§5, lid 1, UmwRG).

Middelen en voornaamste argumenten

In wezen worden de volgende middelen aangevoerd:

Verweerster is in zowel temporeel als materieel opzicht de verplichting tot loyale samenwerking niet nagekomen. Zo heeft zij meer dan 18 maanden nodig gehad om een poging te ondernemen om de consequenties te trekken uit het arrest van het Hof van 12 mei 2011 in zaak C-115/093 . In inhoudelijk opzicht volstaan de door verweerster getroffen regelingen niet en zijn zij in strijd met zowel de rechtspraak waarnaar hierboven wordt verwezen als het arrest van het Hof in de zaak Altrip4 .

De Bondsrepubliek beperkt bij de rechtsbescherming van particulieren het rechterlijke toezicht nog steeds tot de naleving van bepalingen waarmee subjectieve rechten in de zin van de zogeheten Schutznormtheorie worden verleend. Verdere beperkingen betreffen zowel de rechtsbescherming van particulieren als de rechtsbescherming van verenigingen. Zo laat het UmwRG slechts toe dat vergunningsbeslissingen nietig worden verklaard wanneer geen milieueffectbeoordeling werd verricht, maar niet wanneer deze op gebrekkige wijze werd verricht.

Bovendien voorziet Duitsland bij betwistingen door particulieren slechts in de nietigverklaring van een beslissing houdende milieueffectbeoordeling die in strijd is met de bestuursrechtelijke procedures wanneer de verzoeker concreet aantoont dat deze zonder procedurefout anders zou hebben geluid, en de procedurefout betrekking heeft op een materiële rechtspositie van de verzoeker.

Ook zijn bezwaren van verenigingen in de gerechtelijke procedure uitgesloten, voor zover deze niet reeds in de bestuurlijke procedure werden aangevoerd. Ten slotte blijft de nieuwe versie van het UmwRG en de desbetreffende Duitse rechtspraak op beslissende punten achter op de vereisten van richtlijn 2011/92 zoals door het Hof in de arresten „Trianel” en „Altrip” nader uitgelegd.

Bovendien sluit het UmwRG uit zijn werkingssfeer ratione temporis procedures uit die werden ingesteld vóór de inwerkingtreding van de richtlijn.

Deze aanzienlijke beperkingen zijn in hun geheel strijdig met het doel van richtlijn 2011/92 om in overeenstemming met artikel 9, leden 2 en 3, van het Verdrag van Aarhus een ruime rechtsbescherming te bieden.

____________

1 PB 2012, L 26, blz. 1.

2 PB L 334, blz. 17.

3 Arrest BUND, C-115/09, EU:C:2011:289.

4 Arrest Altrip, C-72/12, EU:C:2013:712.