Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Hof van Cassatie (België) op 11 januari 2019 – Belgische Staat/Pantochim SA, in liquidatie

(Zaak C-19/19)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Hof van Cassatie

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Belgische Staat

Verwerende partij: Pantochim SA, in liquidatie

Prejudiciële vragen

Dient de bepaling dat de schuldvordering waarvoor een verzoek tot invordering is ingediend, „wordt [...] behandeld als een schuldvordering van de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd”, zoals is bepaald in artikel 6, [tweede alinea], van richtlijn 2008/55/EG van de Raad van 26 mei 2008 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen1 , dat in de plaats is gekomen van artikel 6, lid 2, van richtlijn 76/308/EEG van de Raad van 15 maart 1976 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen, alsmede uit andere maatregelen2 , aldus te worden opgevat dat de schuldvordering van de verzoekende staat gelijk wordt gesteld met die van de aangezochte staat zodat de schuldvordering van de verzoekende staat de status van schuldvordering van de aangezochte staat verkrijgt?

Dient het begrip „preferentiële behandeling” als bedoeld in artikel 10 van richtlijn 2008/55 en – vóór de codificatie – in artikel 10 van richtlijn 76/308 (waar sprake was van het begrip „voorrecht”), te worden opgevat als een preferentieel recht dat verbonden is aan de schuldvordering en deze een recht van voorrang op andere schuldvorderingen geeft in geval van samenloop, dan wel als een mechanisme dat, in geval van samenloop, een preferentiële betaling van de schuldvordering tot gevolg heeft?

Dient de mogelijkheid waarover de belastingdienst beschikt om, overeenkomstig de voorwaarden van artikel 334 van de programmawet van 27 [december] 2004, in geval van samenloop schuldvergelijking toe te passen, te worden beschouwd als een preferentiële behandeling in de zin van artikel 10 van de bovengenoemde richtlijnen?

____________

1 PB L 150, blz. 28.

2 PB L 73, blz. 18. In richtlijn 2008/55/EG staat (in voetnoot nr. 3) aangegeven dat de oorspronkelijke titel van richtlijn 76/308/EEG is gewijzigd bij richtlijn 79/1071/EEG (PB L 331, blz. 10), bij richtlijn 92/12/EEG (PB L 76, blz. 1) en richtlijn 2001/44/EG (PB L 175, blz. 17).