Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Amtsgericht Hannover (Duitsland) op 15 oktober 2020 – K

(Zaak C-519/20)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Amtsgericht Hannover

Partijen in het hoofdgeding

Klager: K

Andere partij in de procedure: Landkreis Gifhorn

Prejudiciële vragen

1.    Dient het Unierecht, meer in het bijzonder artikel 18, leden 1 en 3, van richtlijn 2008/115/EG1 , aldus te worden uitgelegd dat een nationale rechter die over de inbewaringstelling met het oog op verwijdering oordeelt, in elk concreet geval de voorwaarden van die bepaling, met name dat de uitzonderlijke situatie voortduurt, moet toetsen wanneer de nationale wetgever met een beroep op artikel 18, lid 1, in het nationale recht is afgeweken van de voorwaarden van artikel 16, lid 1?

2.    Dient het Unierecht, meer in het bijzonder artikel 16, lid 1, van richtlijn 2008/115/EG aldus te worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale regeling welke tijdelijk – tot en met 1 juli 2022 – het onderbrengen van met het oog op hun verwijdering gedetineerde personen in een penitentiaire inrichting toestaat, hoewel in de lidstaat speciale inrichtingen voor bewaring beschikbaar zijn en geen noodsituatie in de zin van artikel 18, lid 1, van richtlijn 2008/115/EG dat dwingend vereist?

3.    Dient artikel 16, lid 1, van richtlijn 2008/115/EG aldus te worden uitgelegd dat er reeds geen sprake is van een „speciale inrichting voor bewaring” van met het oog op hun verwijdering gedetineerde personen wanneer:

-    de „speciale inrichting voor bewaring” indirect onder hetzelfde lid van de regering, namelijk de minister van Justitie, ressorteert als inrichtingen voor bewaring van gevangenen die een straf uitzitten,

-    de „speciale inrichting voor bewaring” als afdeling van een penitentiaire inrichting is georganiseerd en daarmee wel beschikt over een eigen leiding, maar als een van meerdere afdelingen van de penitentiaire inrichting gezamenlijk ondergeschikt is aan de leiding van de penitentiaire inrichting?

4.    Indien de derde vraag ontkennend wordt beantwoord:

Dient artikel 16, lid 1, van richtlijn 2008/115/EG aldus te worden uitgelegd dat er sprake is van het onderbrengen in een „speciale inrichting voor bewaring” voor met het oog op hun verwijdering gedetineerde personen, wanneer een penitentiaire inrichting een gespecialiseerde afdeling inricht als detentiecentrum met het oog op verwijdering en deze afdeling een speciaal terrein met drie gebouwen binnen de omheining gebruikt voor met het oog op hun verwijdering gedetineerde personen en van deze drie gebouwen één gebouw tijdelijk uitsluitend wordt bezet met gevangenen die een vervangende vrijheidsstraf of een korte vrijheidsstraf uitzitten, waarbij door de penitentiaire inrichting wordt gezorgd voor een scheiding van de met het oog op hun verwijdering gedetineerde personen en gevangenen, en in het bijzonder elk gebouw over een eigen inrichting beschikt (eigen kleedkamers, eigen ziekenafdeling, eigen sportruimte) en de binnenplaats / het buitenterrein weliswaar vanuit alle gebouwen is te zien, maar voor elk gebouw een eigen met gaashekwerk omheind terrein voor de gedetineerden beschikbaar is en er aldus tussen de gebouwen geen rechtstreekse toegang bestaat?

____________

1     Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB 2008, L 348, blz. 98).