Language of document : ECLI:EU:F:2013:77

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Enkelvoudige kamer)

18 juni 2013

Zaak F‑115/10

Jacques Biwer e.a.

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Bezoldiging – Gezinstoelagen – Schooltoelage – Voorwaarden voor toekenning – Aftrek van soortgelijke toelage uit andere bron – Beroep kennelijk ongegrond”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Biwer en vijf andere ambtenaren wier namen zijn opgenomen in de bijlage vragen om nietigverklaring van, ten eerste, het niet aan verzoekers meegedeelde besluit van de Europese Commissie om bepaalde financiële steun van een lidstaat aan studenten van het hoger onderwijs aan te merken als soortgelijke toelagen als de statutaire gezinstoelagen en die steun in aftrek te brengen op de statutaire schooltoelagen verleend aan de ambtenaren die ouders van die studenten zijn alsmede, ten tweede, de salarisafrekeningen die vanaf januari 2010 op basis van dat besluit zijn opgesteld.

Beslissing:      Het beroep van Biwer en van de vijf andere verzoekers wier namen zijn opgenomen in de bijlage wordt kennelijk rechtens ongegrond verklaard. Biwer en de vijf andere verzoekers wier namen zijn opgenomen in de bijlage dragen hun eigen kosten en worden verwezen in de kosten van de Europese Commissie.

Samenvatting

Ambtenaren – Bezoldiging – Gezinstoelagen – Schooltoelage – Voorwaarden voor toepassing van de anticumulatieregel voorzien in artikel 67, lid 2, van het Statuut in geval van betaling van soortgelijke toelagen uit andere bron – Toepassing op Luxemburgse financiële uitkering voor studenten – Toelaatbaarheid

(Ambtenarenstatuut, art. 67, lid 1, sub c, en lid 2)

Alleen vergelijkbare en op hetzelfde doel gerichte toelagen zijn „soortgelijk” in de zin van de in artikel 67, lid 2, van het Statuut neergelegde anticumulatieregel op het gebied van gezinstoelagen. Doorslaggevend voor de kwalificatie als soortgelijke toelage is het doel dat met de betrokken toelagen wordt nagestreefd.

De in artikel 67, lid 1, sub c, van het Statuut bedoelde schooltoelage en de Luxemburgse financiële uitkering die in de vorm van beurzen en leningen wordt toegekend en die tot doel heeft studenten financiële steun te geven die bedoeld is om hen in staat te stellen te voorzien in hun studiekosten en in hun onderhoud in het kader van de voortzetting van hun studie, hebben een soortgelijk doel aangezien zij beogen bij te dragen aan de opleidingskosten van het kind dat ten laste van de ambtenaar komt.

Aan deze conclusie wordt niet afgedaan door de omstandigheid dat de begunstigden van de beide uitkeringen niet dezelfde zijn. Dat de statutaire toelage wordt toegekend aan de ambtenaar en de nationale uitkering door het kind wordt ontvangen of formeel aan hem wordt toegekend, is niet doorslaggevend voor de vraag of die uitkeringen soortgelijk zijn in de zin van artikel 67, lid 2, van het Statuut.

(cf. punten 42 en 43)

Referentie:

Hof: 13 oktober 1977, Gelders-Deboeck/Commissie, 106/76, punt 16; 13 oktober 1977, Emer-van den Branden/Commissie, 14/77, punt 15; 18 december 2007, Weiβenfels/Parlement, C‑135/06 P, punt 89

Gerecht van eerste aanleg: 10 mei 1990, Sens/Commissie, T‑117/89, punt 14; 11 juni 1996, Pavan/Parlement, T‑147/95, punt 41

Gerecht voor ambtenarenzaken: 13 februari 2007, Guarneri/Commissie, F‑62/06, punten 39 en 42; 5 juni 2012, Giannakouris/Commissie, F‑83/10, punt 37; 5 juni 2012, Chatzidoukakis/Commissie, F‑84/10, punt 37