Language of document : ECLI:EU:F:2012:81

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE
(Derde kamer)

13 juni 2012

Zaak F‑63/10

BL

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst — Voormalig ambtenaar — Sociale zekerheid — Ongeval — Afsluiting van procedure krachtens artikel 73 van het Statuut — Toepassing in de tijd van schaal gehecht aan nieuwe versie van de regeling voor de verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten – Procedureduur”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarbij BL, voormalig functionaris van de Europese Commissie, met name vraagt om nietigverklaring van het besluit van 28 oktober 2009, waarbij het tot aanstelling bevoegd gezag de krachtens artikel 73 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (hierna: „Statuut”) ingeleide procedure heeft afgesloten en de aantasting van zijn fysieke en psychische integriteit op 6 % heeft vastgesteld.

Beslissing: Het besluit van 28 oktober 2009 wordt nietig verklaard. De Commissie wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag van 2 500 EUR aan verzoeker. Het beroep wordt verworpen voor het overige. De Commissie draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in verzoekers kosten.

Samenvatting

1.      Ambtenaren — Sociale zekerheid — Verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten — Invaliditeit — Uitkering — Recht op betaling — Voorwaarden — Stabilisatie van alle letsels

(Ambtenarenstatuut, art. 73; regeling voor de verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten, art. 19, lid 3)

2.      Handelingen van instellingen — Toepassing in de tijd — Schaal gehecht aan de regeling voor de verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten van ambtenaren van de Unie — Toepassing van op datum van stabilisatie van alle letsels geldende schaal — Toepassing van na die datum vastgestelde nieuwe schaal – Schending van beginsel van gewettigd vertrouwen

(Ambtenarenstatuut, art. 73; regeling voor de verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten, art. 30)

1.      Artikel 73 van het Statuut bepaalt dat de ambtenaar „met ingang van de dag zijner indiensttreding” verzekerd is tegen uit beroepsziekten en ongevallen voortvloeiende risico’s. Volgens deze bepaling worden de uitkeringen die deze risico’s dekken „gewaarborgd” aan de ambtenaar.

Ofschoon de wetgever van de Unie een regeling voor de verzekering tegen de risico’s van ongevallen en beroepsziekten heeft ingevoerd, hebben de instellingen het ontstaan van het recht op de betrokken verzekeringsuitkeringen en dus de betaling ervan, krachtens artikel 73, lid 1, van het Statuut echter afhankelijk gesteld van de vraag of aan een zeker aantal voorwaarden is voldaan.

Op grond van artikel 19, lid 3, van de gemeenschappelijke regeling voor de verzekering van ambtenaren tegen ongevallen en beroepsziekten, kan het besluit tot vaststelling van de graad van aantasting van de fysieke en psychische integriteit pas worden genomen na stabilisatie van het letsel van de verzekerde, waarbij stabilisatie de toestand is van een slachtoffer wiens letsel zodanig is gestabiliseerd dat genezing of verbetering niet meer mogelijk is en dat een behandeling in beginsel niet langer raadzaam is, behoudens om verslechtering te voorkomen. Dit betekent dat het recht op betaling van de in artikel 73, lid 2, sub c, van het Statuut bedoelde uitkering in geval van blijvende gedeeltelijke invaliditeit pas ontstaat na stabilisatie van alle letsels. Ook beschikt de verzekerde pas vanaf die datum over een recht om de aantasting van zijn fysieke en psychische integriteit te doen vaststellen.

(cf. punten 46‑49)

Referentie:

Hof: 14 juli 1981, Suss/Commissie, C‑186/80, punt 15

Gerecht van eerste aanleg: 21 mei 1996, W/Commissie, T‑148/95, punt 36

Gerecht voor ambtenarenzaken: 17 februari 2011, Strack/Commissie, F‑119/07, punt 88

2.      Daar de situatie van de verzekerde in het kader van een krachtens artikel 73 van het Statuut van de ambtenaren van de Unie ingeleide procedure, wat het recht op vaststelling van de graad van aantasting van zijn fysieke en psychische integriteit betreft, volledig gevormd is op het moment van de stabilisatie van zijn letsels, moet op hem in beginsel de op de datum van die stabilisatie geldende schaal voor de beoordeling daarvan worden toegepast.

Indien de datum van vaststelling door het tot aanstelling bevoegd gezag van het ontwerpbesluit tot vaststelling van de graad van aantasting van de fysieke en psychische integriteit van de verzekerde en het bedrag van het daarmee overeenstemmende kapitaal moest worden aangehouden als relevante datum voor de bepaling van de schaal voor de beoordeling van die aantasting, zoals blijkt uit artikel 30 van de nieuwe versie van de gemeenschappelijke regeling voor de verzekering tegen ongevallen en beroepsziekten van de ambtenaren van de Unie, zou dit tot gevolg kunnen hebben dat, afhankelijk van de snelheid waarmee de administratie hun respectieve dossiers heeft behandeld, verschillende regels worden toegepast op personen wier letsels nochtans op hetzelfde moment zijn gestabiliseerd, en dit niet zonder het risico van willekeur.

Gelet op de voorgaande overwegingen, heeft artikel 30 van die regeling, voor zover dit bepaalt dat de bij die regeling gevoegde schaal, bij gebreke van een ontwerpbesluit van het tot aanstelling bevoegd gezag waarbij de graad van aantasting van de fysieke en psychische integriteit wordt vastgesteld, van toepassing is op verzekerden, slachtoffers van een ongeval of beroepsziekte, wier letsels vóór de datum van haar inwerkingtreding, dat wil zeggen 1 januari 2006, zijn gestabiliseerd, wat die verzekerden betreft betrekking op situaties die volledig zijn gevormd onder de bij de oude verzekeringsregeling gevoegde schaal voor de beoordeling van de aantasting van de fysieke en psychische integriteit. Artikel 30 van de regeling geeft in dat opzicht dus terugwerkende kracht aan de daarbij gevoegde schaal.

De toepassing van de bij de nieuwe verzekeringsregeling gevoegde schaal voor de beoordeling van de aantasting van de fysieke en psychische integriteit op verzekerden die vóór de inwerkingtreding van die regeling op 1 januari 2006 slachtoffer zijn geworden van een ongeval of beroepsziekte en wier letsels vóór die datum zijn gestabiliseerd, heeft noodzakelijkerwijs inbreuk gemaakt op het gewettigd vertrouwen van die verzekerden. De nieuwe regeling moet dus onwettig worden verklaard, voor zover deze bepaalt dat de daarbij gevoegde schaal van toepassing is op verzekerden die slachtoffer zijn van een ongeval of beroepsziekte en wier letsels voor de inwerkingtreding ervan zijn gestabiliseerd.

(cf. punten 50, 54, 56, 60 en 62)

Referentie:

Gerecht van de Europese Unie: 18 oktober 2011, Purvis/Parlement, T‑439/09, punten 39 en 40