Language of document : ECLI:EU:F:2013:184

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Tweede kamer)

21 november 2013

Gevoegde zaken F‑72/12 en F‑10/13

Josiane Roulet

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Bezoldiging – Artikel 66 van het Statuut – Voormalig tijdelijk functionaris van rang AD 12 – Aanwerving als ambtenaar van rang AD 6 – Betaling van bezoldiging gelijkwaardig aan ambtenaar van rang AD 12 – Kennelijke fout – Terugvordering krachtens artikel 85 van het Statuut van hetgeen onverschuldigd is betaald”

Betreft:      Beroepen, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Roulet bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van het Gerecht op 9 juli 2012 en ingeschreven onder zaaknummer F‑72/12, het Gerecht verzoekt om nietigverklaring van het besluit van de Europese Commissie, zoals dit volgt uit een nota van 20 december 2011, om krachtens artikel 85 van het Statuut over te gaan tot terugvordering van een bedrag van 172 236,42 EUR en, subsidiair, om toekenning aan haar van een vergoeding van de geleden schade, en bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van het Gerecht op 3 februari 2013 en ingeschreven onder zaaknummer F‑10/13, het Gerecht verzoekt om nietigverklaring van het besluit van de Commissie van 28 maart 2012, voor zover dat strekt tot afwijzing van haar verzoek om schadevergoeding van 13 januari 2012, en de Commissie te veroordelen tot betaling aan haar van een bedrag van 172 236,42 EUR, of, subsidiair, een lager bedrag, ter vergoeding van de geleden schade.

Beslissing:      De beroepen in de gevoegde zaken F‑72/12 en F‑10/13 worden verworpen. Roulet draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Terugvordering van het onverschuldigd betaalde – Voorwaarden – Voor de hand liggen van de onregelmatigheid van de betaling – Criteria

(Ambtenarenstatuut, art. 85)

2.      Beroepen van ambtenaren – Voorwaarden voor ontvankelijkheid – Exceptie van litispendentie – Beroep tot schadevergoeding – Niet-ontvankelijk verklaarde vorderingen tot schadevergoeding die identiek zijn aan een eerder beroep – Geen litispendentie

1.      Wat de terugvordering van het onverschuldigd betaalde betreft, betekent de in artikel 85, eerste alinea, van het Statuut ter kwalificatie van de onregelmatigheid van de betaling gebezigde uitdrukking „zo voor de hand lag” niet dat de bevoordeelde in het geheel niet hoeft na te denken en niets hoeft te controleren, maar dat die terugbetaling verschuldigd is wanneer het gaat om een vergissing die een normaal zorgvuldige ambtenaar, die wordt geacht de regels inzake zijn bezoldiging te kennen, niet ontgaat. Bovendien moet in elk concreet geval rekening worden gehouden met de bekwaamheid van de betrokken ambtenaar om de nodige verificaties te verrichten. De elementen die door de Unierechter in aanmerking moeten worden genomen, zijn met name het niveau van verantwoordelijkheid van de ambtenaar, zijn rang en zijn anciënniteit.

Voorts is het niet nodig dat de betrokken ambtenaar of tijdelijk functionaris bij de nakoming van de op hem rustende zorgvuldigheidsplicht de omvang van de door de administratie begane vergissing nauwkeurig kan bepalen. Het volstaat in dat verband dat hij twijfels heeft over de gegrondheid van de betrokken betalingen om hem te verplichten, zich tot de administratie te wenden teneinde haar de nodige verificaties te doen verrichten.

(cf. punten 48‑50)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 5 november 2002, Ronsse/Commissie, T‑205/01, punten 46 en 47; 29 september 2005, Thommes/Commissie, T‑195/03, punt 124

2.      Wanneer in een beroep de partijen, het voorwerp en de middelen gelijk zijn aan die in een eerder ingesteld beroep, moet het niet-ontvankelijk worden verklaard.

Aangezien de in het kader van een eerder beroep ingediende schadevorderingen nietig zijn verklaard op de grond dat zij prematuur waren ingesteld, kan het Gerecht voor ambtenarenzaken niet worden geacht haar bevoegdheid te hebben uitgeput met betrekking tot schadevorderingen die identiek zijn aan die welke zijn ingediend in het kader van een later ingesteld beroep.

(cf. punten 86 en 87)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: 19 september 2006, Vienne e.a./Parlement, F‑22/06, punt 12 en aldaar aangehaalde rechtspraak