Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Berlin (Duitsland) op 6 maart 2020 – ExxonMobil Production Deutschland GmbH / Bondsrepubliek Duitsland, vertegenwoordigd door de Umweltbundesamt Deutsche Emissionshandelsstelle

(Zaak C-126/20)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgericht Berlin

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: ExxonMobil Production Deutschland GmbH

Verwerende partij: Bondsrepubliek Duitsland, vertegenwoordigd door de Umweltbundesamt Deutsche Emissionshandelsstelle

Prejudiciële vragen

Gaat het bij CO2 dat in het kader van de verwerking van aardgas (in de vorm van zuur gas) door middel van het zogenoemde clausproces vrijkomt in de atmosfeer als gevolg van de afvanging van de in het aardgas aanwezige CO2, om emissies die, in de zin van artikel 3, onder h), eerste zin, van besluit 2011/2781 , het gevolg zijn van het in artikel 3, onder h), v), genoemde proces?

Kunnen CO2-emissies het „gevolg” zijn van een proces in de zin van artikel 3, onder h), eerste zin, van besluit 2011/278, indien in dit proces de aan de grondstof inherente CO2 in de atmosfeer wordt uitgestoten, zonder dat door het proces zelf aanvullende CO2 ontstaat, of vereist deze bepaling dat de in de atmosfeer vrijkomende CO2 voor het eerst ontstaat als resultaat van het proces?

Wordt een koolstofhoudende grondstof „gebruikt” in de zin van artikel 3, onder h) v), van besluit 2011/278, indien bij het zogenoemde clausproces het natuurlijk aanwezige aardgas wordt ingezet voor de productie van zwavel en hierbij de aan het aardgas inherente CO2 vrijkomt in de atmosfeer, zonder dat deze CO2 deelneemt aan de tijdens het proces plaatsvindende chemische reactie, of vereist het begrip „gebruik” dat de koolstof deelneemt aan de chemische reactie of hiervoor zelfs noodzakelijk is?

Indien de vragen 1 tot en met 3 bevestigend worden beantwoord:

Indien een onder de regeling voor handel in emissierechten vallende installatie zowel aan de voorwaarden voor het bestaan van een warmtebenchmark-subinstallatie als aan de voorwaarden voor het bestaan van een procesemissies-subinstallatie voldoet, volgens welke benchmark moeten dan emissierechten kosteloos worden toegewezen? Gaat een recht op toewijzing op basis van warmtebenchmark vóór op de aanspraak voor procesemissies of gaat op grond van specialiteit het recht op toewijzing voor procesemissies vóór op de warmtebenchmark en de brandstofbenchmark?

Indien de vragen 1 tot en met 4 bevestigend worden beantwoord:

Kunnen aanspraken op extra toewijzing van kosteloze emissierechten voor de derde handelsperiode na afloop van die periode worden gehonoreerd met emissierechten uit de vierde handelsperiode wanneer het bestaan van zulke aanspraken pas na afloop van de derde handelsperiode bij rechterlijke uitspraak wordt vastgesteld, of vervallen nog niet gehonoreerde toewijzingsaanspraken aan het einde van de derde handelsperiode?

____________

1 Besluit 2011/278/EU van de Commissie van 27 april 2011 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB 2011, L 130, blz. 1).