Language of document :

Beroep ingesteld op 12 mei 2006 - Gualtieri tegen Commissie

(Zaak F-53/06)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekster: Claudia Gualtieri (Brussel, België) (vertegenwoordigers: P. Gualtieri en M. Gualtieri, advocaten)

Verweerster: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoekster

nietig te verklaren het besluit van de directeur-generaal Personeel en administratie van 30 januari 2006 houdende afwijzing van de op 17 oktober 2005 ingeschreven klacht R/783/05, die strekte tot nietigverklaring van het besluit van het DG ADMIN, meegedeeld op 5 september 2005, waarbij werd geweigerd om aan verzoekster de dagvergoeding tegen het volle tarief toe te kennen;

het op 5 september 2005 meegedeelde besluit nietig te verklaren;

nietig te verklaren alle maandelijks ontvangen mededelingen van verweerster betreffende de vaststelling van de betrokken vergoeding;

verweerster te veroordelen om aan verzoekster te betalen, vanaf 1 januari 2004 tot 31 december 2005, de dagvergoeding en de maandelijkse vergoeding bedoeld in het besluit van de Commissie betreffende de gedetacheerde nationale deskundigen (GND);

subsidiair, verweerster te veroordelen om aan verzoekster de genoemde bijdragen te betalen vanaf 2 februari 2005, datum van de feitelijke scheiding van verzoekster en haar echtgenoot en de beëindiging van de samenwoning, of, meer subsidiair, vanaf 4 juli 2005, datum van de neerlegging van de echtscheidingsovereenkomst bij de rechtbank te Brussel, tot 31 december 2005;

verweerster te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster, een bij de Commissie gedetacheerde nationale deskundige, betwist de geldigheid van de verlaging van de dagvergoeding tot 25 % van het volle tarief dat is vermeld in de bepalingen betreffende de GND, alsook de niet-betaling van de door diezelfde bepalingen ingevoerde maandelijkse vergoeding.

Zij betoogt allereerst, dat in de voorbereidende handelingen voor haar infunctietreding de betrokken vergoeding, die een bezoldigend karakter heeft, uitdrukkelijk tegen het volle tarief was vermeld, ofschoon zij had verklaard gehuwd te zijn met een te Brussel verblijvende ambtenaar van de Europese Unie. Zij voegt daaraan toe, dat de arbeidsverhouding op 7 januari 2004 op die grondslagen was vastgesteld en de economische voorwaarden niet eenzijdig konden worden gewijzigd.

Zij beroept zich ook op artikel 241 EG om de geldigheid van artikel 20, lid 3, van het besluit over de GND te betwisten. Deze bepaling zou immers enerzijds de leden van een wettelijke familie discrimineren ten opzichte van degenen die voor een feitelijke eenheid kiezen. Anderzijds zou zij tot een verschil in behandeling leiden, door verzoekster het recht te ontzeggen om de aanvullende vergoedingen te ontvangen in dezelfde mate als andere GND, gehuwd of niet. De betrokken bepaling zou in strijd zijn met artikel 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, de artikelen 2,3, 13 en 141 EG en richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming.1

____________

1 - PB L 180 van 1.7.2000, blz. 22.