Language of document : ECLI:EU:F:2007:207

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Tweede kamer)

22 november 2007

Zaak F‑110/06

José María Carpi Badía

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Ambtenaren – Bevordering – Gratificatiepunten – Onvolledig persoonsdossier – Weglating van gratificatiepunten in zogenoemd gecomputeriseerd bevorderingsdossier ‚Sysper 2’ – Technische storing – Bevorderingscomité A* – Toekenning van lager aantal punten dan in voorstel van hiërarchieke meerderen”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens de artikelen 236 EG en 152 EA en strekkende tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie waarbij aan verzoeker een onvoldoende aantal gratificatiepunten is toegekend om in het kader van de bevorderingsronde 2005 te worden bevorderd, van het besluit om hem in die ronde niet te bevorderen alsmede van het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag van 6 juni 2006 houdende afwijzing van zijn klacht.

Beslissing: Het besluit van de Commissie waarbij aan verzoeker een onvoldoende aantal gratificatiepunten is toegekend om in het kader van de bevorderingsronde 2005 te worden bevorderd, wordt nietig verklaard. Het besluit van de Commissie houdende vaststelling van de lijst van de in het kader van de bevorderingsronde 2005 bevorderde ambtenaren, gepubliceerd in de Mededelingen van de Administratie nr. 85-2005 van 23 november 2005, wordt nietig verklaard voor zover verzoekers naam daarop niet voorkomt. De Commissie draagt verzoekers kosten alsmede haar eigen kosten.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Beroep – Bezwarend besluit – Door Commissie ingevoerd bevorderingsstelsel – Afsluiting van bevorderingsronde door handeling die een besluit inhoudt tot vaststelling van de lijst van bevorderde ambtenaren en een besluit tot vaststelling van de aan de ambtenaren toegewezen punten – Autonome besluiten die vatbaar zijn voor afzonderlijke beroepen of voor één beroep

(Ambtenarenstatuut, art. 45, 90 en 91)

2.      Ambtenaren – Bevordering – Vergelijking van verdiensten

(Ambtenarenstatuut, art. 45)

1.      In het kader van het bevorderingsstelsel dat is ingevoerd bij een interne regeling van de Commissie, waarbij de bevorderingsronde wordt afgesloten met een handeling van complexe aard, in de zin dat zij twee afzonderlijke besluiten omvat, namelijk het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag tot vaststelling van de lijst van bevorderden en het besluit van dat gezag tot vaststelling van het totaal aantal punten van de ambtenaren, waarop het eerstgenoemde besluit is gebaseerd, is dit besluit tot vaststelling van het totaal aantal punten een autonome handeling waartegen als zodanig een klacht kan worden ingediend en in voorkomend geval beroep bij de rechter kan worden ingesteld in het kader van de in het Statuut voorziene rechtsmiddelen.

Een ambtenaar die niet is bevorderd wegens de, volgens hem ongerechtvaardigde, toekenning van een ontoereikend aantal punten om de bevorderingsdrempel te bereiken, kan zijn beroep evenwel richten tegen zowel het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag tot vaststelling van het totaal aantal punten als het besluit tot vaststelling van de lijst van de bevorderde ambtenaren. Ook al kunnen deze twee handelingen juridisch inderdaad worden onderscheiden en kunnen zij het voorwerp vormen van afzonderlijke vorderingen tot nietigverklaring, het staat vast dat zij in het geval van een weigering van een bevordering in werkelijkheid nauw met elkaar verbonden zijn, daar die weigering noodzakelijkerwijs gekoppeld is aan het totaal aantal aan de ambtenaar toegekende punten, in verhouding tot de bevorderingsdrempel.

(cf. punten 32 en 33)

2.      In het kader van het door de Commissie ingevoerde bevorderingsstelsel vormt de niet-opneming, als gevolg van een technische fout, van de naam van een ambtenaar op de bevorderingslijst van zijn directoraat-generaal die via de computer is opgesteld en door de directeur-generaal wordt gebruikt voor de toekenning van gratificatiepunten van het directoraat-generaal aan zijn ambtenaren, een procedurefout die het regelmatig verloop van een bevorderingsronde aantast. Die procedurefout kan echter alleen leiden tot nietigverklaring van het nadien ter verhelping daarvan genomen besluit om de betrokkene gratificatiepunten toe te kennen, maar een onvoldoende aantal om hem van een bevordering te verzekeren, en van het besluit tot vaststelling van de lijst van bevorderde ambtenaren, indien wordt aangetoond dat die besluiten een andere inhoud konden hebben gehad indien de procedure regelmatig was verlopen.

Dit is het geval wanneer bij de vaststelling van de formele intenties van de directeur-generaal van zijn directoraat-generaal ter zake van de toewijzing van gratificatiepunten, welke vaststelling een cruciale etappe in de bevorderingsprocedure vormt, geen rekening wordt gehouden met het geval van de betrokkene, zonder dat die onregelmatigheid, toen dat nog mogelijk was, rechtens genoegzaam is gecorrigeerd door de latere toekenning van een juist aantal gratificatiepunten door het bevorderingscomité. Een dergelijke onregelmatigheid kan immers de belangen van de betrokken ambtenaar schaden en de bevorderingsprocedure ongeldig maken.

(cf. punten 91‑95 en 102)

Referentie:

Hof: 23 april 1986, Bernardi/Parlement, 150/84, Jurispr. blz. 1375, punt 28

Gerecht van eerste aanleg: 23 november 1995, Benecos/Commissie, T‑64/94, JurAmbt. blz. I‑A‑257 en II‑769, punt 80; 9 maart 1999, Hubert/Commissie, T‑212/97, JurAmbt. blz. I‑A‑41 en II‑185, punt 53; 13 juli 2000, Hendrickx/Cedefop, T‑87/99, JurAmbt. blz. I‑A‑147 en II‑679, punt 64