Language of document : ECLI:EU:F:2013:38

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Eerste kamer)

19 maart 2013

Zaak F‑10/12

SF

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Bezoldiging – Dagvergoeding – Overplaatsing – Toekenning van dagvergoeding – Ambtenaar die eigenaar is van in nieuwe standplaats gelegen woning – Bewijs dat kosten zijn gemaakt voor de voorlopige vestiging in de nieuwe standplaats”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee SF in wezen vraagt om nietigverklaring van het besluit van 24 mei 2011 waarbij de Europese Commissie heeft geweigerd om hem de dagvergoeding toe te kennen.

Beslissing:      Het beroep wordt verworpen. De Commissie draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de helft van de kosten van SF. SF draagt de helft van zijn eigen kosten.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Kostenvergoeding – Dagvergoeding – Voorwaarden voor toekenning

(Ambtenarenstatuut, art. 20 en 71; bijlage VII, art. 10, lid 1)

2.      Ambtenaren – Kostenvergoeding – Dagvergoeding – Voorwaarden voor toekenning – Kosten of ongemak ontstaan door de noodzaak te reizen of zich voorlopig in de standplaats te vestigen – Op ambtenaar rustende bewijslast – Eerbiediging van huisvestingskeuze van ambtenaar door administratie

(Ambtenarenstatuut, art. 20; bijlage VII, art. 10, lid 1)

3.      Ambtenaren – Kostenvergoeding – Dagvergoeding – Voorwaarden voor toekenning – Kosten ontstaan door verplichting om in de standplaats te wonen – Begrip – Kosten ontstaan door verplichtingen voortvloeiende uit hoedanigheid van de ambtenaar van eigenaar van in nieuwe standplaats gelegen onroerend goed – Daarvan uitgesloten

(Ambtenarenstatuut, art. 20; bijlage VII, art. 10, lid 1)

1.      Artikel 71 van het Statuut, dat bepaalt dat de ambtenaar recht heeft op vergoeding van de kosten die hij met name door zijn overplaatsing heeft gemaakt, beoogt te vermijden dat de ambtenaar alleen de met de uitoefening van zijn functie verband houdende kosten draagt.

In het licht van dit doel moet artikel 10, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut worden toegepast, dat voorziet in de toekenning van een dagvergoeding aan de ambtenaar die aantoont dat hij genoodzaakt is van woonplaats te veranderen om te voldoen aan de verplichtingen van artikel 20 van het Statuut, namelijk dat hij in zijn standplaats dient te wonen of op zodanige afstand daarvan dat hij niet gehinderd wordt in de uitoefening van zijn werkzaamheden.

Voor de toekenning van de dagvergoeding gelden twee voorwaarden: ten eerste de voorwaarde van wijziging van woonplaats om aan de verplichtingen van artikel 20 van het Statuut te voldoen, ten tweede de voorwaarde dat kosten zijn gemaakt of ongemak is ontstaan door de noodzaak om te reizen of zich voorlopig in de standplaats te vestigen. Daar deze twee voorwaarden cumulatief zijn, kan de dagvergoeding in het bijzonder niet worden toegekend aan de ambtenaar die niet aantoont dat hij dergelijke kosten of ongemak heeft gehad.

De wetgever van de Unie heeft de toekenning van de dagvergoeding echter nooit afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat de betrokken ambtenaar aantoont dat hij verplicht was om tijdelijk een woonplaats in zijn plaats van herkomst of zijn vroegere standplaats aan te houden en dat deze voorlopig ook kosten met zich brengt. Het zou dus in strijd zijn met het fundamentele beginsel van rechtszekerheid alsmede met de bewoordingen van artikel 10, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut, wanneer de instelling de betrokkenen voor de toekenning van de dagvergoeding de extra voorwaarde van een „tweede” uitgave oplegt.

Er kan overigens niet van worden uitgegaan dat alleen personen die aan de instellingen gebonden zijn door middel van een onzekere arbeidsverhouding (ambtenaren op proef, tijdelijk functionarissen, arbeidscontractanten, gedetacheerde nationale deskundigen), kunnen worden geacht zich tijdelijk te vestigen in de standplaats zolang de verhuizing niet heeft plaatsgevonden, omdat ambtenaren in vaste dienst anders, in strijd met het Statuut, automatisch worden uitgesloten van de dagvergoeding. In dat opzicht is immers niet het onzekere karakter van de arbeidsverhouding doorslaggevend, maar de onzekere huisvestingssituatie waarin de persoon zich bevindt die op grond van het Statuut verplicht is om te wonen in de standplaats waarin hij zijn werkzaamheden bij een instelling, een orgaan of een instantie van de Unie moet uitoefenen. De onzekerheid van de huisvesting is immers een ander begrip dan de onzekerheid van de arbeidsverhouding. Een ambtenaar in vaste dienst die van standplaats wijzigt moet dus kunnen worden aangemerkt als zich voorlopig vestigend in zijn nieuwe standplaats.

(cf. punten 27‑29, 39 en 44)

Referentie:

Hof: 5 februari 1987, Mouzourakis/Parlement, 280/85, punten 9 en 12

Gerecht van eerste aanleg: 26 september 1990, Beltrante e.a./Raad, T‑48/89, punt 28; 10 juli 1992, Benzler/Commissie, T‑63/91, punten 20 en 21

2.      In het kader van een verzoek om toekenning van de dagvergoeding na de overplaatsing van een ambtenaar staat het weliswaar aan die ambtenaar om aan te tonen dat hij kosten heeft gemaakt of ongemak heeft ondervonden door de noodzaak te reizen of zich voorlopig in de standplaats te vestigen, doch de administratie dient de keuze van de betrokkene te respecteren, dat wil zeggen dat hij vrij is om gedurende die periode te wonen zoals hij wil. Behoudens wanneer er ernstige verdenkingen of kennelijke aanwijzingen zijn dat de opgevoerde kosten niet overeenstemmen met de reële situatie van de betrokkene, staat het derhalve niet aan de administratie om de keuze van de ambtenaar ter discussie te stellen, die voorlopig ergens zijn intrek kan nemen en zodoende kosten maakt, bijvoorbeeld in een hotelkamer of een gehuurd gemeubileerd appartement, of die dergelijke kosten kan vermijden, bijvoorbeeld door bij een familielid of een vriend te verblijven dan wel in een appartement waarvan hij eigenaar is.

(cf. punt 30)

3.      In het kader van een verzoek om toekenning van de dagvergoeding na de overplaatsing van een ambtenaar kunnen de kosten die de ambtenaar als eigenaar van een in zijn standplaats gelegen woning hoe dan ook moet dragen, zoals de aflossingskosten van een hypothecaire lening die is afgesloten om dat appartement te kopen, de beheerskosten, de onderhouds- of energiekosten, niet worden aangemerkt als kosten gemaakt wegens de in artikel 20 van het Statuut opgenomen verplichting van woonplaats.

Voor de toekenning van de dagvergoeding moet de ambtenaar aantonen dat hij kosten heeft gemaakt wegens de verplichting om in zijn standplaats te wonen en niet wegens verplichtingen voortvloeiende uit zijn hoedanigheid van eigenaar van een in die plaats gelegen woning.

(cf. punten 33 en 34)