Language of document : ECLI:EU:C:2013:813

Zaak C‑394/12

Shamso Abdullahi

tegen

Bundesasylamt

(verzoek van het Asylgerichtshof om een prejudiciële beslissing)

„Prejudiciële verwijzing – Gemeenschappelijk Europees asielstelsel – Verordening (EG) nr. 343/2003 – Bepaling van lidstaat die verantwoordelijk is voor behandeling van asielverzoek – Toetsing van eerbiediging van criteria voor bepalen van verantwoordelijkheid voor behandeling van asielverzoek – Omvang van rechterlijke toetsing”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Grote kamer) van 10 december 2013

Grenscontroles, asiel en immigratie – Asielbeleid – Criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek – Verordening nr. 343/2003 – Uitleggingsmethode – Rechterlijke toetsing – Omvang – Betwisting door verzoeker van de instemming met de overname door de lidstaat van eerste binnenkomst –Voorwaarden – Tekortkomingen van de asielprocedure en van de opvangvoorzieningen voor asielzoekers in een lidstaat die aan het systeem zijn gerelateerd – Reëel risico op onmenselijke of vernederende behandelingen

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 4; verordening nr. 343/2003 van de Raad, art. 10, lid 1, en 19, lid 2)

Artikel 19, lid 2, van verordening nr. 343/2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend, moet aldus worden uitgelegd dat, in omstandigheden waarin een lidstaat op grond van het in artikel 10, lid 1, van die verordening genoemde criterium, te weten als de lidstaat waar de asielzoeker voor het eerst het grondgebied van de Europese Unie is binnengekomen, heeft ingestemd met de overname van een asielzoeker, deze asielzoeker slechts tegen de keuze van dit criterium kan opkomen met een beroep op het bestaan van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en van de opvangvoorzieningen voor asielzoekers in die lidstaat die ernstige, op feiten berustende gronden vormen om aan te nemen dat die asielzoeker een reëel risico zal lopen op onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Wat de omvang van het in artikel 19, lid 2, van verordening nr. 343/2003 bedoelde beroep betreft, dient deze verordening niet alleen tegen de achtergrond van de bewoordingen van de bepalingen ervan te worden uitgelegd, maar ook tegen de achtergrond van de algemene opzet, de doelstellingen en de context ervan, met name de evolutie zij heeft gekend in het kader van het stelsel waarvan zij deel uitmaakt.

(cf. punten 51, 62 en dictum)