Language of document : ECLI:EU:F:2011:189

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
(Derde kamer)

6 december 2011

Zaak F‑85/11

Lis Wendelboe

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Ambtenaren – Procesincidenten – Exceptie van niet-ontvankelijkheid – Weigering van bevordering – Overplaatsing naar andere instelling in de loop van bevorderingsronde tijdens welke ambtenaar in zijn instelling van herkomst zou zijn bevorderd – Klacht – Termijnoverschrijding – Niet-ontvankelijkheid”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarbij Wendelboe vraagt om nietigverklaring van het besluit van de Commissie om haar met ingang van 1 maart 2009 in het kader van de bevorderingsronde 2009 niet naar de rang AST 5 te bevorderen.

Beslissing:      Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard. Verzoekster draagt alle kosten.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Beroep – Bezwarend besluit – Begrip – Besluit om naam van betrokkene te schrappen van lijst van voor bevordering in aanmerking komende ambtenaren – Daaronder begrepen

(Ambtenarenstatuut, art. 90, lid 2)

2.      Ambtenaren – Beroep – Voorafgaande administratieve klacht – Termijnen – Verval van recht – Heropening – Voorwaarde – Nieuw feit – Arrest van de Unierechter – Daarvan uitgesloten

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

1.      Een besluit om de naam van de betrokkene van de lijst van voor bevordering in aanmerking komende ambtenaren te schrappen wegens zijn overplaatsing naar een andere instelling, vormt een bezwarend besluit, aangezien het bindende rechtsgevolgen teweegbrengt die zijn belangen rechtstreeks en onmiddellijk kunnen raken, doordat zij zijn rechtspositie op kenmerkende wijze wijzigen. Met de schrapping van de naam van een ambtenaar van die lijst heeft de instelling immers een besluit genomen dat zich verzet tegen de latere vaststelling van een bevorderingsbesluit in het kader van de betrokken ronde, aangezien een ambtenaar niet kan worden bevorderd indien hij niet op de lijst van voor bevordering in aanmerking komende ambtenaren is geplaatst.

(cf. punt 21)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: 28 september 2011, AZ/Commissie, F‑26/10, punten 83 en 84

2.      De termijnen van de artikelen 90 en 91 van het Statuut, die zijn ingevoerd om de duidelijkheid en de zekerheid van de rechtsverhoudingen te waarborgen, zijn van openbare orde en kunnen niet ter beschikking van partijen of van de rechter staan.

Een arrest houdende nietigverklaring van een Unierechter kan alleen voor de procespartijen en voor andere bij de nietig verklaarde handeling rechtstreeks betrokken personen een nieuw feit vormen waardoor de klacht- en beroepstermijnen opnieuw gaan lopen.

De vaststelling bij een arrest van een Unierechter dat een administratief besluit van algemene strekking in strijd is met het Statuut kan voor ambtenaren die hebben nagelaten om tijdig gebruik te maken van de hun door het Statuut geboden beroepsmogelijkheden, geen nieuw feit vormen dat de indiening rechtvaardigt van een verzoek om heronderzoek van individuele besluiten die het tot aanstelling bevoegd gezag jegens hen heeft genomen.

(cf. punten 26‑28)

Referentie:

Hof: 13 november 1986, Becker/Commissie, 232/85, punt 8

Gerecht van eerste aanleg: 9 februari 2000, Gómez de la Cruz Talegón/Commissie, T‑165/97, punt 51; 17 mei 2006, Lavagnoli/Commissie, T‑95/04, punt 41

Gerecht voor ambtenarenzaken: 13 december 2007, Soares/Commissie, F‑130/05, punt 52; 11 juni 2009, Ketselidou/Commissie, F‑81/08, punten 46 en 47, en aangehaalde rechtspraak; 28 juni 2011, Mora Carrasco e.a./Parlement, F‑128/10