Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Landgericht Düsseldorf (Duitsland) op 4 augustus 2020 – Eurowings GmbH / GDVI Verbraucherhilfe GmbH

(Zaak C-365/20)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Landgericht Düsseldorf

Partijen in het hoofdgeding

Appellante: Eurowings GmbH

Geïntimeerde: GDVI Verbraucherhilfe GmbH

Prejudiciële vragen

Heeft een passagier een „bevestigde boeking” in de zin van artikel 3, lid 2, onder a), van verordening (EG) nr. 261/20041 , wanneer hij van een touroperator, met wie hij een overeenkomst heeft gesloten, een „ander bewijs” in de zin van artikel 2, onder g), van verordening nr. 261/2004 heeft ontvangen, waarmee hem het vervoer door middel van een bepaalde door de plaats van vertrek en de plaats van bestemming, de vertrek- en aankomsttijd en het vluchtnummer geïndividualiseerde vlucht wordt toegezegd, zonder dat de touroperator voor deze vlucht bij de betrokken luchtvaartmaatschappij een stoel heeft gereserveerd en van haar een bevestiging hiervan heeft ontvangen?

Is er sprake van „weigering van de toegang tot een vlucht” in de zin van artikel 4, lid 3, en artikel 2, onder j), van verordening (EG) nr. 261/2004, wanneer passagiers door een touroperator waarmee zij een pakketreisovereenkomst hebben gesloten, enkele dagen vóór de geplande vertrektijd worden omgeboekt naar een andere vlucht, nadat de touroperator hun eerder een door de plaats van vertrek en de plaats van bestemming, de vertrek- en aankomsttijd en het vluchtnummer geïndividualiseerde vlucht op bindende wijze had bevestigd?

Is er sprake van een „redelijke grond” voor instapweigering in de zin van artikel 2, onder j), laatste zinsdeel, van verordening (EG) nr. 261/2004 wanneer een touroperator zonder overleg met de luchtvaartmaatschappij en zonder een „dekkingsboeking” voor de passagier te verrichten, een bepaalde door de datum, het vluchtnummer en de vluchttijden geïndividualiseerde vlucht op bindende wijze bevestigt en de touroperator de passagier vervolgens luttele dagen vóór de geplande vertrektijd – wederom zonder overleg met de luchtvaartmaatschappij – naar een andere vlucht omboekt, zonder dat de luchtvaartmaatschappij hierop invloed kan uitoefenen?

Moet een luchtvaartmaatschappij in relatie tot een passagier reeds dan als luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert in de zin van artikel 2, onder b), van verordening (EG) nr. 261/2004 worden beschouwd, wanneer deze passagier weliswaar een overeenkomst heeft gesloten met een touroperator die hem het vervoer door middel van een bepaalde door de plaats van vertrek en de plaats van bestemming, de vertrek- en aankomsttijd en het vluchtnummer geïndividualiseerde vlucht heeft toegezegd, maar die voor de passagier geen stoel heeft gereserveerd en hierdoor wat deze vlucht betreft geen contractuele relatie met de luchtvaartmaatschappij tot stand heeft gebracht?

Moeten artikel 4, lid 3, en artikel 7, lid 1, van verordening (EG) nr. 261/2004 aldus worden uitgelegd dat in een geval als het onderhavige, waarbij de passagier in het kader van een pakketreis rechtstreeks aansluitende vluchten bij de reisorganisator boekt en het eerste deeltraject door de verwerende luchtvaartmaatschappij wordt uitgevoerd zoals gepland, maar de passagier vervolgens op de aansluitende vlucht, die eveneens door de verwerende luchtvaartmaatschappij wordt uitgevoerd, onder verwijzing naar een ontbrekende „dekkingsboeking” van de reisorganisator de toegang tot de vlucht wordt geweigerd overeenkomstig artikel 2, onder j), van verordening (EG) nr. 261/2004, de hoogte van de compensatie is gebaseerd op de afstand van het gehele traject tussen het eerste vertrekpunt en de eindbestemming en niet alleen op basis van de afstand inzake het verstoorde tweede deeltraject?

____________

1 Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (PB 2004, L 46, blz. 1).