Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 21 september 2018 door de Raad van de Europese Unie tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer, uitgebreid) van 13 juli 2018 in zaak T-786/14, Eleni Pavlikka Bourdouvali en anderen / Raad van de Europese Unie en anderen

(Zaak C-598/18 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirant: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: A. de Gregorio Merino, E. Chatziioakeimidou, I. Gurov, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure: Eleni Pavlikka Bourdouvali en anderen, Europese Commissie, Europese Centrale Bank, Eurogroep, vertegenwoordigd door de Raad van de Europese Unie, Europese Unie, vertegenwoordigd door de Europese Commissie

Conclusies

de gedeelten van het bestreden arrest waarin het Gerecht de door de Raad met betrekking tot de Eurogroep opgeworpen exceptie van niet-ontvankelijkheid verwerpt, vernietigen;

de verwerende partijen verwijzen in de kosten van de hogere voorziening.

Middelen en voornaamste argumenten

De hogere voorziening van de Raad strekt tot vernietiging van de gedeelten van het bestreden arrest waarin het Gerecht de door de Raad met betrekking tot de Eurogroep opgeworpen exceptie van niet-ontvankelijkheid verwerpt. De Raad onderbouwt deze hogere voorziening met de volgende middelen:

het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de Eurogroep een „orgaan van de Unie dat formeel bij de Verdragen is opgericht” is;

het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de exceptie van niet-ontvankelijkheid van de Raad te verwerpen, terwijl het geen „bevoegdheden” heeft aangewezen die bij de Verdragen aan de Eurogroep zouden zijn toegekend;

het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de aanvaarding van de door de Raad opgeworpen exceptie van niet-ontvankelijkheid zou leiden tot „de oprichting, binnen het rechtsstelsel van de Europese Unie zelf, van entiteiten waarvan de handelingen en gedragingen niet kunnen leiden tot aansprakelijkheid van de Europese Unie”.

____________