Language of document :

Beroep ingesteld op 18 juli 2019 – Del Valle Ruiz e.a./GAR

(Zaak T-512/19)

Procestaal: Spaans

Partijen

Verzoekende partijen: Antonio Del Valle Ruiz (Mexico-stad, Mexico) en 36 andere verzoekende partijen) (vertegenwoordigers: P. Rubio Escobar en B. Fernández García, advocaten)

Verwerende partij: Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad

Conclusies

besluit (SRB/CM01/ARES (2018) 3664981) van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad van 20 mei 2019, waarbij wordt beslist om in het kader van de afwikkeling van Banco Popular niet de in artikel 20, lid 11, van verordening (EU) nr. 806/2014 bedoelde definitieve waardering te verrichten, nietig verklaren en bijgevolg de GAR gelasten, met inachtneming van de toepasselijke wetgeving, die definitieve waardering te verrichten.

Voorts, krachtens de artikelen 133 en 134 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, de verwerende partij en de interveniënten die haar conclusies geheel of ten dele ondersteunen, verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoekende partijen vijf middelen aan.

Eerste middel: ontbrekende of ontoereikende motivering van de handeling, in strijd met de artikelen 41 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”)

Tweede middel: schending van artikel 20, lid 11, van verordening (EU) nr. 806/20141 , aangezien de verwerende partij verklaart dat de in deze bepaling bedoelde definitieve waardering van Banco Popular niet zal worden verricht

Derde middel: schending van het in artikel 41 van het Handvest verankerde beginsel van behoorlijk bestuur, aangezien de GAR is afgeweken van het advies van een onafhankelijke deskundige over de noodzaak om een definitieve waardering te verrichten, zonder zijn beslissing op enig wetenschappelijk of economisch argument te steunen.

Vierde middel: schending van het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en schending van de rechten van de verdediging, in strijd met artikel 2 VWEU, artikel 47 van het Handvest en artikel 24 van de Spaanse grondwet

Vijfde middel: schending van overweging 24 van verordening (EU) nr. 806/2014 en van de „Meroni”-doctrine, aangezien de verwerende partij niet bevoegd is om op basis van haar eigen criteria te beslissen of al dan niet een definitieve waardering ex post dient te worden verricht, en voorts een besluit als het onderhavige in elk geval aan het toezicht van de Europese Commissie had moeten zijn onderworpen.

____________

1 Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (PB 2014, L 225, blz. 1).