Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 28 november 2019 door Aeris Invest Sàrl tegen de beschikking van het Gerecht (Achtste kamer) van 10 oktober 2019 in zaak T-599/18, Aeris Invest/GAR

(Zaak C-874/19 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Aeris Invest Sàrl (vertegenwoordigers: R. Vallina Hoset, A. Sellés Marco, abogados)

Andere partij in de procedure: gemeenschappelijke afwikkelingsraad (GAR)

Conclusies

de beschikking van het Gerecht van 10 oktober 2019, Aeris Invest/GAR, T-599/18, EU:T:2019:740, vernietigen, voor zover zij het beroep niet-ontvankelijk verklaart;

de zaak terugverwijzen naar het Gerecht voor afdoening, waarbij het gebonden is aan de beslissing van het Hof over de rechtsvragen, overeenkomstig de conclusies van die partij in eerste aanleg; en

de beslissing over de kosten aanhouden.

Middelen en voornaamste argumenten

In haar eerste middel betoogt rekwirante dat de bestreden beschikking in strijd is met artikel 20, van verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB 2010, L 331, blz. 12) en met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”). Rekwirante betoogt dat de voor het Gerecht bestreden handeling bindende rechtsgevolgen heeft, voor zover de definitieve waardebepaling integraal deel uitmaakt van het besluit tot afwikkeling.

In haar tweede middel betoogt rekwirante dat de bestreden beschikking in strijd is met artikel 17 van het Handvest. De uitlegging van artikel 20 van verordening nr. 806/2014 in de bestreden beschikking is onverenigbaar met het recht op eigendom, voor zover zij een inbreuk op het eigendomsrecht van rekwirante zonder enige vergoeding mogelijk maakt.

Volgens het derde middel in hogere voorziening schendt de bestreden beschikking artikel 20, lid 11, onder b, van verordening nr. 806/2014. Nadat het besluit tot afwikkeling was genomen en de aandelen waren afgeschreven, zijn de voormalige aandeelhouders van Banco Popular schuldeisers van de onderneming geworden. Artikel 20, lid 11, onder b, van verordening nr. 806/2014 is dus van toepassing op de voormalige aandeelhouders, voor zover deze bepaling voorziet in de verplichting om te beslissen over het terugnemen van de vorderingen van de crediteuren in het licht van de definitieve waardering.

In het vierde middel betoogt rekwirante tot slot dat de bestreden beschikking in strijd is met artikel 20, leden 11 en 14, onder b, van verordening nr. 806/2014 en met artikel 41 van het Handvest, aangezien zij er geen rekening mee houdt dat de bestreden handeling bindende rechtgevolgen heeft ten opzichte van rekwirante, voor zover zij AERIS belet toegang te krijgen tot recente en volledige informatie over de boekhoudkundige situatie van een onderneming waarvan AERIS 3,45 % van de aandelen in handen had.

____________