Language of document : ECLI:EU:F:2008:172

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Derde kamer)

11 december 2008

Zaak F‑92/07

Pascal Evraets

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Ambtenaren – Bevordering – Bevorderingsronde 2006 – Vermogen om in derde taal te werken”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA en strekkende tot nietigverklaring van het besluit om verzoeker in het kader van de bevorderingsronde 2006 niet te bevorderen.

Beslissing: Het besluit om verzoeker in het kader van de bevorderingsronde 2006 niet te bevorderen, wordt nietig verklaard. De Commissie zal haar eigen en verzoekers kosten dragen. De Raad van de Europese Unie, interveniënt ter ondersteuning van de Commissie, zal zijn eigen kosten dragen.

Samenvatting

1.      Procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Geen overlegging van bestreden besluit

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 21; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg, art. 44, leden 3 tot en met 6)

2.      Ambtenaren – Bevordering – Voorwaarden – Bewijs van vermogen om in derde taal te werken

(Ambtenarenstatuut, art. 45, lid 2; bijlagen III, art. 7, en XIII, art. 11)

1.      Wanneer de griffier een verzoeker die het bestreden besluit niet bij zijn verzoekschrift heeft gevoegd, in tegenstelling tot artikel 44, lid 6, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg, niet heeft verzocht dit verzuim te herstellen, kan de gemeenschapsrechter hem die mogelijkheid van herstel niet ontnemen door het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, op grond dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 44, lid 4, van het Reglement voor de procesvoering.

(cf. punt 21)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: 5 november 2008, Avanzata e.a./Commissie, F‑48/06, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punten 49 en 50

2.      Artikel 45, lid 2, van het Statuut, in de versie voortvloeiende uit verordening nr. 723/2004 tot wijziging van het Statuut van de ambtenaren en van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, dat bepaalt dat de ambtenaar vóór zijn eerste bevordering moet aantonen dat hij in staat is om in een derde taal te werken, geldt pas vanaf de inwerkingtreding van de gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen welke in onderling overleg door de instellingen worden vastgesteld.

Daar de wetgever de toepassing van artikel 45, lid 2, volgens artikel 11 van bijlage XIII bij het Statuut in elk geval heeft uitgesloten voor bevorderingen die vóór 1 mei 2006 zijn ingegaan, kan dit artikel niet worden toegepast vóór de inwerkingtreding van die gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen onder de door de wetgever vereiste voorwaarden, namelijk de garantie dat dit artikel in de verschillende instellingen op dezelfde wijze wordt toegepast en dat deze nieuwe statutaire verplichting de mogelijkheid inhoudt dat de ambtenaren toegang krijgen tot een opleiding in een derde taal. Een instelling kan dit artikel van het Statuut dus niet toepassen volgens de door haar alleen vastgestelde modaliteiten.

(cf. punten 35‑38)